Gastblogger René Meesters over Barricourt. René Meesters schrijft al jaren op zijn eigen blog Het eten is klaar. Hij heeft, net als Gereons Keuken Thuis, een voorliefde voor Frankrijk Maar daarnaast publiceert hij ook over andere delen van Europa. Behalve recepten en verhalen staan op zijn blog ook veel kookboekenrecensies. Een mooie aanleiding om René weer eens uit te nodigen voor een zomerse gastblog. Deze maal verhaalt hij over Barricourt, gelegen in le pays perdu van de Franse Ardennen. Het inspireerde Gereons Keuken Thuis om er een eerder geblogd recept voor een salade pissenlit bij te plaatsen.
Vakantiepark Barricourt. Iets meer dan 50 jaar geleden woonden er, verdeeld over vier dorpen, nog ruim 400 mensen in Tailly. Nu zijn dat er nog een krappe 200. Tailly ligt in de Franse Ardennen. Niet in het mooiste deel. Een licht glooiend terrein met akkers en weilanden zover je kunt kijken. De dichtstbijzijnde stad is Verdun, al telt die ook maar zo’n 20.000 inwoners. Het is een klein uurtje rijden met de auto. Naar Reims is het al gauw anderhalf uur. Een klein supermarktje ligt op zo’n 8 km. Daar ligt waarachtig ook een drie-sterren camping in de buurt. Het hoogtepunt van een verblijf daar is, volgens hun eigen website, het kasteel van Sedan, één van de grootste middeleeuwse kastelen van Europa. Niet het mooiste en toch ook nog gauw drie kwartier rijden. De school is ongeveer net zo ver. Wat ik eigenlijk bedoel: het Franse platteland heeft een probleem. Vergrijzing, leegloop, werkeloosheid. De Fransen trekken naar de stad. De jeugd heeft op het platteland niets te zoeken.
Barricourt. Zo’n 24 jaar geleden was ik in Barricourt. Één van de vier dorpskernen van Tailly. We verbleven er twee dagen bij vrienden die op hun beurt daar een huisje gehuurd hadden van dorpsgenoten. Het was voorwaar geen zomer! Er moest hout worden gehakt voor de kachel! Buiten was het grijs en kil. Uitstapjes herinner ik me niet. Wel een wandeling door het dorp, wat eigenlijk niet meer was dan een rondje om de kerk. Niet alle wegen waren verhard. Hier en daar stak een koe zijn kop door de deur. De fermier kwam eens kijken wie daar langs zijn boerderij liep. Ah, les Hollandais! Bonjour! Waarschijnlijk waren wij, behalve zijn vrouw, de eerste mensen, die hij die dag zag.
Doen? Ik vroeg en vraag het me nog steeds af: Waarom kopen Nederlanders een tweede woning op het Franse platteland? Oké, voor de prijs hoef je het niet te laten. Onder de € 50.000,- heb je al een heel behoorlijk opknappertje. Onder de €40.000,- zal je iets langer moeten klussen, maar het is mogelijk. Waarschijnlijk is alles mogelijk en zal het met minder uiteindelijk ook nog wel lukken. Maar dan? Reis je zelf 3 tot 4 keer per jaar af naar jouw stekkie in la douce France? Wordt dat jouw vakantie de rest van je leven? Of hoop je stiekem dat het toch goed te verhuren is? Dat heel veel mensen plotseling willen verblijven ‘au milieu de nulle part’? In niemandsland!
En toch! En toch droomde ik er zelf ook wel eens van. Wat als je nou zo’n heel dorp koopt? In het centrum staat een potentieel multifunctioneel gebouw mét klokkentoren. Daar kan een restaurantje in, een winkel of overdekte markt, een Carrefour Express. De bebouwing is talrijk genoeg om 50-60 vakantiewoningen te huisvesten. Het omliggende land is groot genoeg voor een camping, een zwembad. Het heuvellandschap leent zich prima voor fietsers en wandelaars.
Maar…. Het Franse platteland blijft stil, leeg en saai. Het gaat dus niet gebeuren!
Dank voor je leuke bijdrage René! Uit de oude doos plaats ik een recept voor een salade pissenlit erbij. Ik weet zeker dat je in de velden rond of op de muren van Barricourt voldoende ingrediënten voor deze salade vindt.
Recept. Een salade uit Lotharingen, een paardenbloem salade met warme aardappels. Voor het gemak maak ik gebruik van rucola, een verwant van de paardenbloem. Is het ook voor de wat minder avontuurlijke lezers te behappen. Bij deze salade raad ik een Riesling uit de Moezelstreek aan.
Nodig 4 personen:
400 g krieltjes
200 g rucola
100 g spekblokjes
1 sjalotje
gehakte bieslook
1 teen knoflook
1 el grove mosterd
peper
zout
olijfolie
witte wijn azijn
Bereiding:
Was de krieltjes en kook ze gaar in hun schil. Was de rucola en laat uitlekken. Verhit de olie en bak de gerookte spekblokjes uit met het sjalotje en de knoflook. Snijd de nog warme krieltjes doormidden en meng deze met de rucola en bieslook. Schep de spekblokjes over de salade. Blus het spekvet met wat witte wijnazijn en voeg een schep grove mosterd toe. Giet de warme dressing over de salade. Serveer direct met een stuk knapperig stokbrood.
Gastblogger Cora Meijer over Corsica. Cora, schrijfster van het blog Cultfood vertelt in haar bijdrage op deze zaterdag over haar reis naar Corsica, een heel bijzonder eiland. met spectaculaire natuur, hoge bergen, azuurblauwe baaien en lekker eten. Het heet niet voor niets Ile de Beauté, dat zijn oorsprong vond in het Griekse Kallistè. In Gereons kookboekenhoek staat een heel mooi boek over de cuisine van dit eiland. Snel maar weer eens doorpluizen, nu Cora deze mooie aftrap schreef voor de aankomende #franseweken.
Impressies van Corsica.
Zie je struiken langs de weg flink wiebelen? Aha, varkentjes! Maar zij zijn niet alleen hoor, ook de koeien, kalfjes en geiten grazen langs of springen vanuit de bergen op de weg. Als je aarzelt op die kronkelige, soms echt uitgehakte bergwegen bepalen ze zelf of zij opzij gaan of dat jij de berm maar moet kiezen. Want heus, een enkele op je pad is lekker strijdlustig. Maar de reiziger is vertederd, of wil foto’s van zijn verbazing. In vier weken trekken van west naar zuid en noord hebben we geen enkele aanrijding met landbouwdieren gezien. Wel korte files door koeien op de weg.
Ook op onze hikes kwamen we ze veel tegen, zowel koeien als varkens in een bosweide of open bloemenveld op de berghellingen. Ze kunnen heerlijk zwerven en rennen. Bij het afgelegen Popolasca stormden de biggen voor mijn neus op hun moeder af om haar tegen de grond te werken. Wild trappelend lessen zij hun honger en dorst. De kastanjebomen daar leveren de varkens een echte lekkernij. Als je rotten zwijnen voorbij wilt zien stuiven, ga je best naar de specifieke kastanjebossen van Castagniccia. Die bomen zijn in vroeger tijden aangeplant voor de eigen voedselvoorziening. Ze maken er in Felce overheerlijke jam van.
Maar we duiken beter eerst even kort de geschiedenis in. Genua, nu Italië’s grootste havenstad en tweede haven van de Middellandse Zee, werd in de 11e eeuw een machtige, rijke stadsrepubliek. Samen met Pisa heroverden zij de westelijke Middellandse Zee op de Arabieren en kregen zo de heerschappij over Corsica en Sardinië. Tot haar neergang in de 15e eeuw en Corsica onder Frans bestuur kwam. Met Pascal Paoli maakte Corsica zich in 1755 heel even los, maar werd opnieuw overweldigd in 1769.
De Genuezen bouwden langs de hele kustlijn wachttorens en vestingen om het eiland tegen nieuwe veroveraars te beschermen. Die kom je nog overal tegen. Veel hikes lopen erheen of langs. Om boodschappen als een lopend vuurtje rond te zingen, stonden die torens binnen zicht-afstand.
Corsica wordt ook wel het Ile de Beauté genoemd. Zeker is dat het eiland prachtig woeste berggebieden en kuststroken heeft. En heel divers is qua uiterlijk. Dat maakt rondtrekken zo afwisselend, je blijft je verbazen over de verschillen en kleuren. Zo zijn er meerdere ’tweeduizenders’ om te beklimmen, indrukwekkende bergmassieven, echte klim- en klauterstranden op de diverse kapen naast exotisch aandoende zandstranden in het zuidoosten.
Het lichtspel van de zon op de bergen maakt bijvoorbeeld de spitse punten (aiguilles) van het Massief van Bavella heel bijzonder. En soms moet je gniffelen bij vormen. Naast ongenaakbaar kale rotsen heeft het eiland ook alle tinten groen en waren onze wandelingen omzoomd met gele, witte en paarse bloemen. Aan de Coti Chiavari stonden zelfs manshoge cactussen in bloei. De zee schittert in de zon, het water heeft diverse tinten blauw waardoor stranden en rotskusten een diepere kleur krijgen. De luchten kunnen snel wisselen, van ijsblauw tot hemelsblauw en van lichtgrijze tot loodzware wolken.
In het ruige natuurreservaat Scandola in het Westen vind je geen stranden, maar prachtig rode rotsen in vele kleurschakeringen, grotten en een diep donkerblauwe zee. Het is heel oud vulkanisch gebied, waar visarenden en slechtvalken leven. Wij kozen voor de avondlijke boottocht ‘coucher le soleil’ om deze steile kliffen te bewonderen. En wat een wondere wereld trekt hier aan je voorbij.
Sant’Antonino, Pigna en Speloncato zijn pittoreske middeleeuwse dorpen in de heuvels en bergen van de Balagne. Ze zijn hooggelegen op de top of tegen de flanken en bieden fraaie panoramische uitzichten op de boom- en wijngaarden van deze vruchtbare streek in het noorden. In de steegjes en straten worden artisanale producten aangeboden.
De eetcultuur
De eetcultuur is mediterraans, maar door haar geschiedenis met onmiskenbaar Italiaanse invloeden. Op lokale markten en in biologische winkels vindt je een keur aan kazen, droge worsten en vleeswaren, die wij normaliter Italiaans zouden noemen zoals pecorino, lonzo, coppa en pancetta. Hun prisuttu is de top, een gepekelde licht gerookte rauwe ham, die een aantal maanden moet rijpen en dan twaalf tot achttien maanden wordt opgeslagen in kelders.
De kazen worden gemaakt van schapen- en geitenmelk. Met Fromagerie Pierucci hebben zij een goede producent, die zelfs bierkaas maakt met het lokale, blonde Pietra bier. De tegenhanger van ricotta heet brocciu, die vaak al binnen 48 uur wordt gegeten. Het is een kwaliteitskaasje met AOC en het succesnummer van het eiland. Brocciu wordt veel verwerkt in groentetaartjes in combinatie met aubergine of wortelen.
Anderzijds zijn er Franse invloeden zoals verschillende Tomme kazen en een Bleu de Corse, een roquefort-achtige blauwe schapenkaas. Terrines koop je in glazen potten; ze worden gekruid met mirtebessen, olijven, kastanjes of vijgen.
En natuurlijk is er een keur aan ‘confitures’: naast de kastanjejam kocht ik de cédrat en de clémentine citron. De cédrat is typisch Corsicaans. Mijn nieuwsgierigheid naar de vrucht moest ik oplossen via internet. Wat duidelijk werd is dat het een wintervrucht is. De cédrat blijkt een grote bobbelige citroen met een heel kleine binnenvrucht en een heel dikke schil. Rijp wordt de schil geel en geurend, het vruchtvlees is lichtgroen. Van de schil wordt sucade gemaakt, cédrat confi. Hoe leuk, dat stond vroeger bij ons met Kerstmis op tafel. Mijn vader at kleine schijfjes bij zijn citroenjenevertje. Wij kochten het bij een banketbakker. De cédrat wordt sinds het einde van de 19e eeuw op Corsica geteeld. Bij Nonza in het noorden zijn nog een paar kleine boomgaarden.
Bakkers hebben aan ons een goede klant, zeker op doorreis. Zo aten wij in Bonifacio de lokale specialiteit ‘Panu di u Morti’, een grote brioche rozijnen bol met walnoten en citroenzeste. Pain des Morts klonk wel wat vreemd. Oorspronkelijk werden deze bollen gebakken voor 2 november, de dag na Allerheiligen, voor het Feest der Doden. Het recept stamt uit de tijd van de Genuese heerschappij en werd traditioneel gemaakt van een mengsel van tarwebloem en kastanjemeel.
Lokale bakkerijtjes hebben bijna altijd een klein terras of zitje. In de Balagne kocht ik exquise brosse koekjes: Canistrelli traditionnels Vin Blanc. Wij aten onze eerste flan au chocolat en ook het deegflapje met spinazie en brocciu was heerlijk.
Bierbrouwerij Pietra maakt ook een witbier, de Colomba met bijzondere aroma’s uit een mix van mirte, jenever- en aardbeiboombessen. Heerlijk om je zomerse dorst mee te lessen. Wijnbouw vindt je op meerdere locaties langs de kusten. De beste wijngebieden zijn Patrimonio in de Balagne, rondom Ajaccio en bij Sartène in het Westen. Zij hebben een eigen Appellation d’Origine Contrôlée.
Bij U Fragnu, moulin a huiles, in Montegrosso koos ik de olimandarine. We werden onthaald op een filmpje hoe ze vroeger in die molen de olijven persten met de hulp van ezels. Op hun Facebook pagina staat een filmpje van het productieproces van die mandarijn-olijfolie. Ik maakte er een heerlijke pesto van Oost-Indische Kers mee.
Cora sluit dit gastblog af met een lekker recept van artisanale producten. Een specifiek gerecht, waarin zij met fruitolie uit de Balagne werkt. Gegrilde romainesla met pesto van Oostindische kers.Dank je wel Cora Meijer voor je prachtige reisverhaal en recept!
Polvo & Pato, proef het Portugese leven. De eerste kennismaking van reiziger, fotograaf en schrijver Jeroen Jansen met Portugal was een flechada, amor a primeira vista, om het maar in de taal van het land zelf te zeggen. Het was 2010 en Portugal verkeerde in een zware economische crisis. Maar zonder het hoofd te laten hangen sloegen de Portugezen zich er doorheen en met hulp van buitenlandse investeerders beleefde het toerisme een boom. Net als het vastgoed! Acht jaar later kocht Jansen samen met vrienden – nog net op tijd- een huis bij Loulé in de Algarve. Een vrijstaand huis aan een doodlopende weg, uitkijkend op de zee en met citrus- en vijgenbomen in de tuin. Paradijselijk, je zou bijna gaan vrezen voor de volgende crisis, maar wat later komt zien we wel. Heel Portugees gedacht. Het zuiden smaakte naar meer, naar Alentejo, Estubal, het Noorden en Lisboa. Jeroen Jansen vindt als eetschrijver, dat je een land goed leert kennen door de keuken te verkennen. Dus hij ging op pad, met als resultaat dit heerlijke reis-, kook- en vooral leesboek Polvo & Pato, in mooi Nederlands inktvis en eend. Want dat waren ingrediënten, die de schrijver veel tegenkwam op zijn tocht. De Portugese keuken is, anders dan de cocina van grote broer Spanje, een laatbloeier in de zin van nouvelle cuisine. Rijk aan verhalen en tradities, die hun oorsprong vinden in dat niet te vertalen gevoel van saudade van dit land. De Portugese mix van romantiek en melancholie. Diezelfde tradities vormen nu de basis van een nieuwe garde jonge getalenteerde chefs, die in de steden Lissabon en Porto ( en natuurlijk erbuiten) een mooie moderne draai geven aan het basisvoedsel van Portugal. Met een constante aanvoer van verse vis en schaaldieren, wijnen, kazen, charcuterie, groenten en fruit. Jeroen Jansen moest dit beleven.
Polvo & Pato start in het minder bekende Noorden van het land, dat met name door de populariteit van Porto steeds meer bezocht wordt door toeristen. Uit het Noorden komen de heerlijke witte alvarinho wijnen, vinho verde, port natuurlijk en de overal in Portugal aangeprezen kersenlikeur ginja uit Obidos. Vergeet ook de zoetigheden niet, die hun oorsprong vonden in de talrijke kloosters in deze streek. Jansen vertelt erover met schwung en deelt heerlijk verblijfs- en eetadressen, zoals het restaurant Oficina, waar gekookt wordt onder het motto Fuck art, let’s eat. Het was wel wennen voor de Portugese eter. Kleinere en en uitdagende porties. Voor Jeroen Jansen was het eten van prehistorische lamprei een belevenis. Aan de eendenmosselen is hij maar niet begonnen. Alles stapje voor stapje.
Via midden Portugal belandt hij in de hoofdstad Lissabon en het aanpalende Estubal, dat ik alleen ken van de moscatelwijnen. In de eerstgenoemde stad is het heerlijk vertoeven. Slenteren door de straatjes, eten bij tascas of ceviche bij die ene tent vlakbij een park met een enorme octopus aan het plafond. Gereons Keuken Thuis ziet het nog zo voor zich. Het fijne aan Lissabon is dat de huidige staat van citybreak (over)toerisme niet heeft geleid tot het verdwijnen van tascas, fado bars en bakkerijen. Al vreesden de Lisboetas dat wel. Gelukkig is er nog veel te beleven zeker als je pretpark Belém overslaat. Haal je pasteís de nata gewoon bij Manteigeira. De schrijver weet het allemaal mooi te vangen in woord en beeld.
Ik ga snel verder naar de Alentejo. Kurkeiken- en wijngebied, want door alle verhalen vergeet je bijna, dat in Polvo & Pato ook heerlijke recepten staan van diverse chefs, die de schrijver aandeed, zoals gaspacho met gebakken sardines, gesmoorde varkenswang of een kabeljauwgerecht met maisbroodkorstje. Wat een heerlijke vondsten allemaal. De traditionele cataplana ontbreekt niet. En daarmee belanden we in de Algarve, thuisbasis van Jansen. Lang niet zo toeristisch als je denkt, want nog steeds vindt hij er leuke adressen. Bij het schrijven van Polvo & Pato, dat een kruising is tussen een kookboek en culinair reisboek, kreeg Jeroen Jansen naast hulp van de gastvrije Portugezen, ook een helpende hand in de keuken van Filipe Rodrigues van restaurant Boca in Venlo en van Vincent van Dijk, patron van Le Marquis in de Algarve. Zij gingen beiden graag voor Jansen de keuken in en dat levert heerlijk smulplaatjes op.
Het plezier spat er vanaf, van dit heerlijke boek over een land, dat misschien wat minder culinair bekend is, maar niet onbemind. De gastvrijheid en bezieling van al die hardwerkende en bescheiden Portugezen straalt er vanaf. En in het boek Polvo & Pato proef je al lezend het Portugese leven. Ik snap die amor a primeira vista van Jeroen Jansen wel. Heerlijk zomerboek!
Polvo & Pato, proef het Portugese leven, Jeroen Jansen. (ISBN 9789059569140) is een uitgave van Fontaine en is te koop bij je kookboekenvakhandel voor € 29,99
Noot: dit boek werd mij als recensie-exemplaar gestuurd door de uitgeverij. De bespreking hier is mijn eigen mening. Lees ook de disclaimer
Iberico foodbloggers parade. Het kon natuurlijk niet uitblijven aan het einde van de Iberische weken op Gereons Keuken Thuis. Volmondig werd er gereageerd op mijn oproep in een Facebookgroep.Van de Alentejo tot Navarra en van Barna tot Lisboa, uit alle hoeken ontving Gereons keuken Thuis recepten. Ik ben blij met jullie inzendingen. Deze vormen de afsluiting van de #iberischeweken. Zelf doe ik een duit in het zakje met een oud receptje voor zarzuela.
Buen provecho, bon profit, aproveite sua refeição, goza da túa comida en tot slot gozatu zure janaria!
Cora gaat naar het groene Noorden met zijn groene weilanden, wolken in de valleien, koeien, doedelzakken, sidra en stevige kost met fabada Asturiana
Het Keltische Noordwesten van het Iberisch schiereiland inspireerde Judith om pulpo a la Gallega in te zenden voor deze Iberico foodbloggersparade.
Priya met een vispannetje, want Spanjaarden en vis zijn een match made, hecho en cielo!
Lizet, hoe kan het ook anders dook in de geschiedenis met Spaans eten uit de 19e eeuw
Altijd origineel, Vinissima Ingrid kookt een Portugese stijl tomatenjam en heeft daar zelfs een wijntip bij.
Marie Louise stuurde romescu saus op voor bij de calçots. Deze geblakerde lenteuien uit de Prat de Llobregat mogen niet ontbreken in deze Iberico foodbloggers parade.
Anne-Marie Otter voorzag in tinto de verano Het is zomer, vamos a la playa en wie zegt dat je rode wijn niet koud en fris kunt drinken. De Andalusiers weten wel beter!
Sabine met knoflooksoep uit de Alentejo. Deze soep uit kurkeikenland ten zuiden van de machtige Taag, waar zwarte varkens scharrelen en het leven saudade is.
Tot slot van deze Iberico foodbloggers parde komt Gereons Keuken Thuis zelf met zarzuela, een Spaanse visstoofpot van Catalaanse oorsprong.
Nodig:
6 el olijfolie
1 grote ui gesnipperd
3 tenen knoflook in stukjes
1 laurierblad
4 draadjes saffraan
1 tl paprikapoeder pittig
1 Spaans pepertje in kleine ringetjes (let op zonder zaadjes)
2 el tomatenpuree
4 tomaten
250 ml witte wijn
1 visbouillonblokje
500 g zeevruchten gemengd
500 g visfilet bijvoorbeeld kabeljauw in stukken
10 grote gamba’s (garnering)
peterselie gehakt
peper, zout
citroen
Bereiding:
Verwarm de olie in een pan en fruit zachtjes de ui aan. Voeg het laurierblad, de knoflook, saffraandraadjes, paprikapoeder en Spaanse peper toe en laat dit kort fruiten, zodat de aroma’s vrij komen. Bak dan even de 2 el tomatenpuree mee. En voeg daarna de tomaten toe. Laat alles even sudderen. Doe de witte wijn en het visbouillonblokje erbij en kook alles even door. Voeg de kabeljauw en zeevruchten toe. Doe het deksel op de pan en laat nog 15 minuten doorsudderen. Garneer daarna de Zarzuela met partjes citroen, wat gehakte peterselie en de verwarmde gamba’s. Serveer met brood.
* tip: ga eens naar Waasdorp aan de Halkade in IJmuiden en koop daar 3 kilo bijvangst, altijd lekker voor in de zarzuela!
De Catalaanse keuken vormt een bijzonder onderdeel van wat wij de Spaanse keuken noemen. Catalonië is met de bergen en het platteland in de rug altijd gericht geweest op de zee. Mar i muntanya, beïnvloed door Grieken en Romeinen, een keuken vol Arabische producten, sauzen uit Liguria en de Provence. Je kunt zeggen, dat de keuken van deze streek net zo eigen(zinnig) is als de Catalanen zelf. Tegenwoordig is Catalonië met als bruisend middelpunt Barna moderna een kosmopolitische en multiculturele melting pot. Emma Warren, schrijfster van De Catalaanse Keuken leerde koken a la Catalana op de Illes Balears, eens ook een onderdeel van het koninkrijk Aragon. Ik wil het niet over het verleden hebben, maar over het huidige Catalunya met zijn gevoel voor tradities en moderniteit, dat zich uit in bijvoorbeeld de keuken van Ferran Adria in Roses of tijdens de alom aanwezige feesten en festivals. Het verschil tussen de keuken van Catalonië en Spanje is volgens Warren het raffinement, rustieke eenvoud en de drang te experimenteren.
In het boek De Catalaanse Keuken neemt Warren je mee op een pica pica tocht, want het leven van de Catalaan is niet compleet zonder deze kleine hapjes bij een glas wijn of vermut. Anem de tapes! Met de temperaturen van de voorbije week in het Hollandse, is dit een geweldig alternatief voor een maaltijd. Dat hebben ze goed begrepen. Natuurlijk ontbreken pa amb tomaquet, de xató salade uit het Garraf gebied en escalivada niet. L’hort is de volgende halteplaats, de moestuin. El Prat de Llobregat als vindplaats van de lekkerste calçots, een Catalaanse groente, die je roostert en doopt in romesco saus. Anem de calçotada! De schrijfster is dol op de ruime keuze aan groenten op de Catalaanse markten. Wat te denken van geroerbakte kikkererwten met snijbiet, een overlevering uit de Moorse keuken. Of Samfaina, het Catalaanse antwoord op ratatouille.
La Costa, seafood mag niet ontbreken, venusschelpen in cava uit de Penedès, heel basic gegrilde sardines en suquet de peix. El camp, eten van het platteland, stevige kost van varkensvlees, slakken en wild uit de bergen, zoals gehaktballen met sepia, kwartel met druiven en de klassieker conill amb xocolata, konijn in chocoladesaus. We gaan van het rurale Catalonië naar Barna moderna, de moderne vibes uit Barcelona, de Catalaanse Big Apple en melting pot. Heel Catalaans, maar tegelijkertijd modern en van alle markten thuis. Niet alleen de toeristische Boqueriamarkt. We zien een gerecht van rode mul met verwijzing naar de beroemde zoon Gaudí of gekonfijte zalm. (i.p.v. eend) Moderniteiten, volgens Warren. Alhoewel dit hoofdstuk wat mij betreft wat stevigere moderne fratsen had mogen laten zien. Want een tosti, is dat nu echt le dernier cri?
We stappen over naar de zoetigheden, klassiekers als de crema catalana en menjar blanc komen voorbij. Over de laatste bestaan veel theorieën over de afkomst. Tot slot bespreekt de schrijfster de basis van de Catalaanse keuken in een apart hoofdstuk over sauzen en bouillons, van sofregit, picada tot fumet de peix. De Catalanen lusten er wel pap, ik bedoel saus, van.
De Catalaanse Keuken, de mooiste gerechten uit de bergen, steden en de zee is een heerlijk vormgegeven zomers boek, dat je meeneemt op reis door deze heerlijke streek op het Iberisch schiereiland. Benvinguts a Catalunya, met zijn heerlijke keuken en gastvrije bevolking. Emma Warren stopte het allemaal in dit kleurrijke boek voor uit en thuis.
De Catalaanse Keuken, Emma Warren (ISBN 9789045217345) is een uitgave van Karakter en is on- en offline te koop voor € 27,99
Noot: dit boek werd mij als recensie-exemplaar gestuurd door de uitgeverij. De bespreking hier is mijn eigen mening. Lees ook de disclaimer
Mediterraneo, een culinaire reisgids door het Middellandse Zeegebied van de 12 eeuw. Een Franse monnik, een rabbi uit Noordwest Spanje, een islamitische ambtenaar uit Granada en een geograaf uit Marokko zijn de reisgezellen van Jacques Meerman, die in dit mooie boek op zoek gaat naar wat de keukens rond de Middellandse zee hebben voortgebracht. Dingen, die wij heden ten dage nog steeds eten. Want in tegenstelling tot wat algemeen wordt gedacht zijn die Middeleeuwen helemaal niet zo duister, ook niet op culinair gebied. Er was veel handel, van Reims met zijn befaamde jaarmarkten tot Constantinopel. Van Alexandrië met zijn befaamde vuurtoren tot aan Lissabon. De Arabieren brachten landbouwmethodes mee, irrigatiesystemen, die tegenwoordig nog op veel plaatsen in Spanje worden gebruikt. De Noormannen veroverden niet alleen Groot Brittannië, maar belandden ook op Sicilië, alwaar zij volgens Meerman de latere ravioli introduceerden. Meerman stelt dat pasta geen Italiaanse vinding is. Het separaat koken van pasta wel. In het Byzantijnse rijk was er al sprake van pasta. En dan heb ik het nu nog niet eens over het Iberisch schiereiland, waar een grote melting pot van verschillende religies en eetculturen een ware cuisine opleverde. Het stond aan de wieg van het Llibre de Sent Sovi, een Catalaans manuscript uit 1324 dat zich door de eeuwen heen verder ontwikkelde. Overigens moest de eerder genoemde Franse monnik er niets van hebben. Hij vond Basken primitief en het eten op het Iberisch schiereiland maar vreemd. Mediterreaneo staat vol met verhalen van deze reizigers en wat zij aantroffen. Maar soms ook niet, in veel plaatsen meldt de rabbi niets bijzonders. Je leest in Mediterraneo,, dat Meerman niet over één nacht ijs is gegaan. Prachtige verhalen van Perzische koks, de 1000 en 1 nacht keuken van Bagdad. Meerman grasduinde door het 13e eeuwse boek Kitab al Tabih van schrijver Al Bagdadi, dat erg populair was in het gebied van het huidige Turkije. In de twaalfde was de Arabische keuken al wijd en zijd bekend tot aan Cordoba toe. Wat een uitwisseling van smaken. Als voormalig byzantinologiestudent (iedereen heeft een jeugdzonde) begrijp je dat Mediterraneo spek voor mijn bekkie is. Een bijzonder detail is spek, dat vooral door Germaanse stammen werd gegeten, maar weer niet door Germanen, die in Italië terecht kwamen. En waarom garum, de Romeinse gefermenteerde vissaus van het toneel verdween is ook een raadsel. Al deze feitjes, weetjes en dwarsverbanden, die Meerman legt, maken dit voor mij een must have boek, waar ik nog veel plezier aan ga beleven. De thematiek en het onderzoek vind ik heel aansprekend. Meerman koos vooral voor literatuur uit de Arabische wereld. De Byzantijnse keuken ontbreekt bij gebrek aan kookboeken en Gereons Keuken Thuis mist Joodse invloeden. De schrijvers uit het Midden Oosten waren hun tijd ver voor, omdat zij publiceerden op papier, terwijl in het Avondland perkament de standaard was. We hebben veel te danken aan het Midden Oosten, kennis, kunde en culinaire zaken. Het vormt allemaal de basis van de huidige keukens. Ik moet er wel bij zeggen, dat voor een leek, die niet bekend is met de geschiedenis van de Levant en het Iberisch schiereiland Mediterraneo een behoorlijke kluif kan zijn. Dat had ik zelf ook tijdens het lezen. Oude studieboeken werden opgeduikeld, net als mijn gymnasiumscriptie over de reconquista en meerdere malen werd Wikipedia geraadpleegd. Soms bevatten hoofdstukken simpelweg iets te veel informatie en ik denk dat lezers, die op zoek zijn naar een reis- of culinaire gids misschien bedolven kunnen geraken. Wat Meerman heeft geschreven is een geschiedenisboek, over de geneugten en bijzonderheden van het leven rond de Middellandse Zee in de 12e eeuw. Gebaseerd op onderzoek van bronnen, waardoor een persoonlijke verhaallijn een beetje op de achtergrond raakt. Maar ben je net als ik dol op trivia, dan is dit een heerlijk boek, dat je meeneemt van onze tijd naar een periode, waar nog nooit veel over verteld was. Zo sluit Meerman ook zijn boek af met mondiale dwarsverbanden, tot in Azië toe. Zo zou het zomaar kunnen, dat ketjap een Arabische vondst is. Of dat echt allemaal zo is? Dat weet ik niet, maar het is een plausibele theorie. Maar om toch weer bij zijn reisleiders, de monnik, de rabbi, de ambtenaar en geograaf aan te haken: Jacques Meerman gunt ons met zijn monnikenwerk een blik in culinaire zaken, die wij tegenwoordig heel gewoon vinden en destijds al wijdverbreid waren. En hij voegt met Mediterraneo een nieuw terroir toe aan culinaire geschiedschrijving.
Mediterraneo, een culinaire reisgids voor de mediterrane middeleeuwen, Jacques Meerman (ISBN 9789026343377) is een uitgave van Ambo Anthos en is te koop voor € 24,99
Noot: dit boek werd mij als recensie-exemplaar gestuurd door de uitgeverij. De bespreking hier is mijn eigen mening. Lees ook de disclaimer
Gastblogger Anne-Marie Otter-Schuster. Ik leerde de schrijfster van het blog My Happy Kitchen kennen tijdens een zomerse bijenlunch in het voormalige bankgebouw van Albert de Bary aan de Gouden Bocht. Sindsdien treffen wij elkaar regelmatig tijdens evenementen, boekpresentaties en het drinken, ik moet zeggen het proeven, van wijn. Het leuke aan de blog van Anne-Marie vind ik, dat zij naast recepten, die zij zoveel mogelijk zonder pakjes en zakjes kookt, ook op zoek gaat naar het verhaal achter het recept of gerecht. Zo heeft Gereons Keuken Thuis genoten van het verhaal van de vader van Anne-Marie, die zorgde dat het huis van Monet weer echt het Blauwe Huis kon worden genoemd. Heerlijke verhalen, net zoals haar gastblogger verhaal over Oostenrijk op deze zaterdag. Dank Anne-Marie!
Culinair Oostenrijk
Waar in mijn jeugd driekwart van de klas in de zomer naar Spanje of Frankrijk afreisde, ging ons gezin steevast naar Oostenrijk. En dat vond ik bepaald geen straf! Want naast de prachtige natuur (die bergen!), de gezellige stadjes en de vriendelijke mensen, ben ik vanaf dag één fan van de Oostenrijkse keuken.
Oostenrijkse keuken
De Oostenrijkse keuken is niet echt verfijnd. Het is meer stevige boerenkost, om te eten na een dag hard werken op de alm. Gerechten met het lekkerste Tiroler speck, scharreleitjes en vaak stinkende maar oh zo lekkere boerenkazen. Ook kent de keuken veel invloeden van omringende landen, zoals Hongarije, Tsjechië, Kroatië en Italië, die voor 1900 ten dele tot het Oostenrijkse keizerrijk behoorden.
Beroemd
Natuurlijk kent de Oostenrijkse keuken een aantal wereldberoemde gerechten. Zoals de Wiener Schnitzel en de Sachertorte. En wist je dat zelfs de cappuccino niet uit Italië maar uit Oostenrijk komt? Daar vertel ik na de zomer meer over op in de reeks geschiedenis van beroemde gerechten op mijn blog.
Als kind – en nu trouwens nog steeds – keek ik echter het meest uit naar knödels, spätzle, Tiroler gröstl en Pinzgauer kasnocken. Erbij natuurlijk een Almdudler, de Oostenrijkse frisdrank gemaakt van Alpenkruiden.
Kookboek
Ook fan van of benieuwd naar de Oostenrijkse keuken? Een kookboek dat ik je van harte kan aanbevelen is ‘Recepten uit Wenen’ van Antonia Kögl. Gereons Keuken Thuis schreef er al een uitgebreide review over.
Kaiserschmarrn
Wie Oostenrijk vooral kent van de wintersport, is vast ook fan van kaiserschmarnn. Het recept vind je op mijn blog. Zoete, luchtige reepjes pannenkoek met poedersuiker, al dan niet aangevuld met rozijnen en appel-, pruimen- of bessencompote. Omdat ik op mijn blog regelmatig schrijf over de geschiedenis van beroemde gerechten heb ik dit keer – speciale voor Gereons keuken thuis – een editie geschreven over de geschiedenis van kaiserschmarrn.
Geschiedenis
Over het ontstaan van het gerecht kaiserschmarrn bestaan – zoals meestal het geval is – weer verschillende verhalen. Was het keizer Franz Josef (1830-1916) die zijn naam gaf aan dit calorierijke gerecht? De kaiserinneschmarrn die de patissier van het hof speciaal had gemaakt vielen bij keizerin Sisi niet in de smaak. Zo kon ze haar mooie figuur toch niet behouden? Franz Josef daarentegen vond het zalig, en at gewoon ook haar portie op. Het hof veranderde de naam dan ook al snel in Kaiserschmarrn.
Of waren het toch de boeren en kaasmakers (käser) die de naam gaven aan dit gerecht? Wanneer zij zomers op de alm bij hun koeien verbleven aten ze graag käserschmarrn. Gemaakt van de melk en eieren die ruim voorradig waren. Toen de keizer tijdens een jachttrip op de alm overnachtte kreeg hij de schmarrn te eten. Hij was hier zo erg van gecharmeerd dat ze de naam veranderde van käserschmarrn naar Kaiserschmarrn.
Tot slot is er nog het verhaal van de arme boerin, die aan de verdwaalde keizer Frans Joseph een mislukte pannenkoek serveerde met de verontschuldiging dat het slechts ‘Schmarrn’ was (rommel) wat zij serveerde. Waarop de keizer, die het zich goed liet smaken, eraan toevoegde: maar dan wel Kaiser-schmarrn!
Gastblogger Anne-Marie deelt op My Happy Kitchen heel veel tips over bezienswaardigheden in Oostenrijk en natuurlijk diverse recepten. Auf wiedersehen!
Gastblogger Laura van Veenendaal. Het mag toeval heten of niet, maar daags na mijn recensie van het boek Magisch Maleisisch trof ik de zomerse gastblog van deze schrijver aan in mijn mailbox. Laura trapt daarmee een zomer af, die hopelijk meer van deze leuke persoonlijke verhalen oplevert op Gereons Keuken Thuis. Zij beaamt, wat ik donderdag schreef: Maleisië en haar keuken zijn magisch. Maar Laura van Veenendaal is niet alleen behept met Maleisië, kijk eens op haar site Lekkerplan . Daar staat hoe je Thaise viskoekjes maakt van Hollandse schol, hoe je zelf mooie loempia’s fabriceert en vertelt ze over de smaken van Taiwan. Maar nu eerst Maleisië! Dank Laura voor je enthousiaste deelname als gastblogger. En ik hoop voor je, dat er snel in Huizen zulk heerlijk streetfood is te vinden, alhoewel reizen naar Maleisië natuurlijk ook geen slechte optie is. Fijne zomer.
Laura van Lekkerplan ontdekte het lekkerste land ter wereld (het is niet Italië)
Aziatische smaken zijn de beste smaken, als je het mij vraagt. Koriander, gember, vissaus, daar word ik vrolijk van. Daarom kook ik met de smaken van China, Vietnam en wijde omstreken en op Lekkerplan schrijf ik een blog vol over de lekkere dingen, die ik al doende ontdek. De allerfijnste gebakken rijst met lente-ui-gemberdressing, bijvoorbeeld. Of noedelsoep met spekjes, die de rotste dag beter maakt. Of…
Maar ik dwaal af. Ik ben hier om te vertellen over het eten in het lekkerste land ter wereld. Het zal duidelijk zijn dat de keuze makkelijk was toen de echtgenoot en ik vorig jaar een bestemming zochten om zes weken rond te trekken met onze twee koters. We gingen richting Azië. Nou is dat een aanzienlijk deel van de wereld, dus er zat wat leeswerk in de nadere plaatsbepaling. Toen ik de Lonely Planet van Maleisië in handen kreeg, was de zoektocht echter voorbij. Een land waar Maleisiërs, Chinezen en Indiërs hard hun culinaire best doen. Net als een hele rij kleinere bevolkingsgroepen. Vlak onder Thailand? Het is alsof Maleisië is ontworpen voor mijn smaakpapillen.
Maleisië in drie maaltijden
Het is een risico, al vóór aankomst zo zeker van zijn, dat je het smaaknirvana gaat bereiken. En we hebben ook heus middelmatige happen geïncasseerd. Dat gebeurde vooral als we bij een menukaart van acht kantjes beter hadden moeten weten dan aan te schuiven. Maar het was voornamelijk heerlijk, zes weken Maleisië. Laat me de reis samenvatten in drie iconische maaltijden.
Op houtskool geroosterde saté bij Capital Café in Kuala Lumpur. Voor we in het vliegtuig stapten, dacht ik bij Maleisisch eten vooral aan laksa (pittige, zure noedelsoep met vis) en rijst met prutjes. (Het is de Indische in mij die overal een rijsttafel in ziet.) Eenmaal rondstappend op het schiereiland begreep ik al snel dat saté ook thuishoort in het lijstje “typisch Maleisisch”.
Uiteraard zijn Maleisiërs niet de enigen die gemarineerd vlees op een stokje rijgen om te bakken boven houtvuur. Maar ze zijn er wel zo dol op dat geroosterd vlees resoluut mijn Maleisische herinneringen geur geeft. Dat roosteren gebeurt meestal op straat. In Kota Bharu, in het noorden van Maleisië, was er bijvoorbeeld een paar avonden per week een straat afgezet zodat mensen vers gemaakte saté (en rijst en groenten) konden eten.
De eerste saté die wij aten, kwam van de stoep voor het Capital Café in Kuala Lumpur. We waren rond half zeven bij het restaurant en hoopten dat de barbecue al aan zou zijn. We hadden geluk. Grote rookpluimen begroetten ons en omarmden ons met het aroma van net-niet-geblakerd vlees.
Met een grote grijns gingen we zitten en selecteerden een stel bijgerechten. Maar helaas. Alleen de gebakken noedels waren er nog. Okay. Noedels werden het dus, plus een berg vleesstokjes. Na de eerste hap saté waren we de teleurstelling over de afwezige bijgerechten vergeten. Sappig vlees, marinade met veel knoflook en koriander en dan dat rokerige van de grill. Wat een fijn maal! En omdat we niet hoefden te wachten op de keuken, stonden we ook betrekkelijk snel weer buiten (Na een tweede rondje van de saté, uiteraard.) Best fijn, als je met twee gejetlagde minimensen onder de arm op stap bent.
Loeivers platbrood naast de speeltuin in Dabong. Sowieso speelt veel van het eetavontuur in Maleisie zich af op straat. Toeristen uit heel zuid-oost Azië schijnen speciaal naar Georgetown (in het noordwesten van het schiereiland) te komen voor het streetfood. En die heerlijkheid beperkt zich niet tot de steden. We aten ook in dorpen een hoop lekkers op de stoep. In Dabong, bijvoorbeeld.
Dabong is één van de toegangspoorten tot de jungle in het binnenland van Maleisie. Aan de andere kant van die jungle ligt echter een nog veel beroemdere toegang en Dabong krijgt daardoor niet zoveel toeristen. Ze zijn er, maar wild toeristisch is het niet. Er zijn één of twee hotels, je kunt op het treinstation een hapje eten en op de stoep naast de speeltuin ijsthee drinken. Oh, en je kunt de jungle in. Dan ben je er wel zo’n beetje.
Dat dachten wij tenminste, toen we na een dag rondsjouwen tussen de bomen neerstreken tegenover de glijbaan. Toen we even hadden gezeten, kwamen er echter opeens een hoop mensen naast ons zitten. Bleek dat er ’s avonds een keukentje openging bij het terras, dat gloeiendhete roti canai (lekker vettig platbrood met laagjes) bakte. Ze waren zo populair dat wij dachten: “hee, we eten mee”.
Bestellen was even een toneelstukje. Ik geloof dat ze niet begrepen, dat wij vragen konden hebben over de zeer overzichtelijke keuze. De enige reactie die kwam op “Wat is dat voor saus?” en “Heeft u verschillende smaken?” was “Do you want egg or no egg?”. Twee met en twee zonder ei dan maar, en we hoopten dat we van die intrigerende dip zouden krijgen. Dat kregen we en het bleek de perfecte pittige jus-saus om het elastische brood met schroeiplekjes in te dopen.
Vriendelijk met rust gelaten worden en brood eten
De maaltijd was ook naast z’n locatie op de stoep typerend voor veel van onze reis. Zodra we de palmstranden en beroemde stadjes verlietten, waren er niet zoveel andere witte gezichten en konden we een beetje meedoen in de randen van het Maleisische leven. Mensen waren zeker behulpzaam. Toen de peuter op de stoep in Dabong z’n melk over tafel knalde kwam er voor wij “sorry, sorry!” konden roepen een nieuwe, met een aai over z’n bol voor de schrik. Maar verder hadden ze betere dingen te doen dan zich druk maken over ons.
Brood eten, bijvoorbeeld. Ik had me ingesteld op zes weken rijst en noedels en noedels en rijst. Die waren er, uiteraard, maar geroosterd brood met kokosjam is een populair ontbijt en overal waar we kwamen werd verse roti canai gebakken. Hoe heerlijk, supervers brood eten met de zon op je rug en de geur van knoflook in de lucht.
Thaise rundvleessalade bij Duyong, Cherating. De laatste maaltijd die voor mij Maleisie samenvat, is een Thaise. Je kunt geen gids openslaan zonder te lezen over wat een harmonieuze etnische smeltkroes het land is. Nou valt daar genoeg op af te dingen, met bijvoorbeeld een graaiende ex-premier, dames die een onderzoek aan hun broek krijgen als ze bespreken waarom ze geen hoofddoek meer dragen en inheemse stammen die uitsterven, maar qua eten ben je bepaald niet beperkt tot één keuken. Zo aten we fantastische dim sum, prima Koreaanse bibimbap en supersappige kip uit de Indiaase tandoor.
Misschien wel mijn favoriete “buitenlandse” maaltijd aten we in het stranddorp Cherating. Daar kun je op het witte strand liggen, vuurvliegjes bewonderen en dus heel fijn Thais eten bij restaurant Duyong.
Duyong ligt aan een rivier en op het grote terras heb je rond etenstijd een betoverend uitzicht op de zon die zich roze en paars verstopt achter het water. Dan krijg je een menu van acht kantjes en ga je je zorgen maken, maar dat is nergens voor nodig. De eerste avond bestelden we uit het Thaise deel van het menu en ook al zijn we nog een keer terug geweest, verder zijn we niet gekomen. Het was ook zo lekker. De gefrituurde tofu had een dun, knapperig jasje en romige binnenkant. De noedels hadden flink wat wok-adem en genoeg knoflook om Dracula maanden in Transsylvanië te houden. Maar het allerbest was de Thaise rundvleessalade.
Voor die salade bakten ze reepjes rundvlees net lang genoeg om gaar te zijn (tropen hè?), maar nog wel sappig. Die legden ze op een lading knapperige, rauwe groente met een dressing die vurig van de chilipeper, fris van het limoensap en funky van de vissaus was. De echtgenoot wilde ook graag proeven, maar ik vond het heel, heel lastig om hem meer dan een minihapje te geven. Niet erg harmonieuze smeltkroes van mij, maar tsja. Soms moeten oude liefdes het afleggen tegen nieuwe vlammen.
Nog niet overtuigd dat Maleisië het lekkerste land is?
Op Lekker Plan vertel ik je over de tien lekkerste hapjes die we er aten. Lees, krijg honger en koop een ticket. Selamat makan alvast!
Over Laura van Veenendaal
Laura is verliefd op Aziatische smaken en blogt op Lekkerplan over de lekkerste recepten met die smaken. Ze woont in Huizen en droomt over de dag dat daar goed street food te koop zal zijn. Tot die tijd gaat ze regelmatig op reis om het elders te eten.
Dit was de eerste zomerse gastblogger op Gereons Keuken Thuis, volgende keer lezen we het verhaal van Anne-Marie Otter-Schuster van My Happy Kitchen. Stay tuned!
Magisch Maleisisch. Het is een land waar ik helemaal niet mee bekend ben, niet met de tradities, noch met de keuken. Gereons Keuken Thuis dacht altijd, dat de Maleise en Indonesische keuken een cross over van elkaar waren. Maar niets is minder waar, kwam ik te weten. Het verhaal, dat chefkok Norman Musa graag vertelt in zijn knalgele kook- en leesboek Magisch Maleisisch, een tocht door zijn geboorteland. Musa woont en werkt tegenwoordig in Nederland, alwaar hij in Leidschendam een Maleisisch restaurant Wah Nam Hong bestiert. Een noviteit voor ons koude kikkerland, want anders dan andere Aziatische keukens is de Maleisische niet wijdverbreid. Maar daar gaat zeker verandering in komen als je gelezen hebt over de kookkunsten van deze man? Of moet ik zeggen van wijlen zijn moeder? Of de ode aan zijn geboortegrond? Want toen Musa in Manchester zijn eigen restaurant NING bestierde, was het zijn moeder, die de scepter zwaaide. Maleisië betekent voor Norman Musa de magie van samen eten, overal en altijd. Zijn moeder was een ware prinses in de keuken en heldin voor zijn schoolvriendjes, want er was altijd wat te nassen in huize Musa. Eten is overal, met Thaise, Indiase, Chinese invloeden en koloniaal Portugese, Britse en Hollandse trekjes. Daarnaast zijn er nog de keukens van kleine bevolkingsgroepen zoals de uit China afkomstige Nyonya gemeenschap. Of eten uit wat minder toegankelijke gebieden. Maar whatever de achtergrond, er wordt divers gegeten in dit land. Een echte meltingpot.
Magisch Maleisisch start met hoe kan het ook anders streetfood en snacks, een emblematisch iets voor Z.O. Aziatische landen. Kipsaté ontbreekt niet, net als Maleisische roti jala, netpannenkoekjes, die ik tijdens de presentatie bij keizer Culinair proefde. Soft shell krab komt voorbij en Maleisische curry puffs. Vis & zeevruchten ontbreken niet op het menu, want de zee is altijd aanwezig, in de vorm van een rijke zeevruchtencurry, oesters met ei of andere visgerechten uit de wok. Kippen- en rundvlees zijn alom aanwezig in het hoofdstuk vlees. Maleisië is een islamitisch land en alle keukentradities hebben zich daaraan aangepast. In het boek tref je dan ook geen varkensvlees aan. Dat vind ik anders dan in de Indonesische keuken. Natuurlijk is er kipcurry van de Nyonya bevolkingsgroep, rendang van rund en heel bijzonder een Maleisisch- Portugese duivelscurry. De chilipeper werd immers door de Portugezen meegebracht uit Latijns Amerika en veroverde een plekje. Wat zou de keuken zijn zonder rijst en noedels? Of een dahl linzen schotel? En eiergerechten? Norman Musa schotelt ze allemaal voor in dit boek. Hij nam zelfs het favoriete noedelgerecht van zijn vader op. Zoetigheden volgen en tot slot smaakmakers. Allemaal duidelijk terug te vinden. Maar… het mooiste aan Magisch Maleisisch is het verhaal van Norman zelf, hoe hij per gerecht beschrijft wat hij erbij voelt. Hoe het de koude verdrijft. Het zijn recepten verpakt in een persoonlijk document. Dat was ook te merken tijdens de presentatie. De verbondenheid van Norman Musa met zijn geboorteland. Nu samengevat in een kook- en leesboek over Magisch Maleisië. Ik vind het heerlijke zomerkost.
Magisch Maleisisch, Norman Musa (ISBN 9789057599583) is een uitgave van Podium en is on en offline te koop voor € 29,99
Noot: dit boek werd mij als recensie-exemplaar gestuurd door de uitgeverij. De bespreking hier is mijn eigen mening. Lees ook de disclaimer
Try before you die, 150 Restaurants, het nieuwe boek van influencer en tastehunter The Foodalist alias de in Brussel woonachtige Amélie Vincent. Juriste van opleiding -wat ruilen toch veel juristen hun carrière in voor een foodbestaan- , maar tegenwoordig baasje van haar eigen bureau, dat gespecialiseerd is in wereldwijde gastronomie, mensen en culturen. Vincent heeft zich altijd aangetrokken gevoeld door mensen. Als kind wilde ze verpleegster of sociaal werkster worden. Eigenlijk is ze dat uiteindelijk geworden als The Foodalist. Behalve dat zij in haar dagelijks bestaan niet te maken krijgt met patiënten of cliënten, maar wereldwijd de vinger aan de pols houdt in restaurants en bij chefs. Met het boek 150 Restaurants, you need to visit before you die wil ze een hommage brengen aan al die fijne en leuke mensen, die zij ontmoette all over the world. Ik noem het een privilege, want wie, zoals een Facebook contact van mij opmerkte, heeft de tijd en het geld om dat te doen? In haar voorwoord geeft Amélie Vincent hierop het antwoord. Natuurlijk zijn haar keuzes subjectief en moet je haar boek meer zien als een soort bucketlist. Zo zag ik het ook: lekker weglezen en -dromen bij al die mooie restaurants, die zij bezocht. Gereons Keuken Thuis was er wel zoet mee. Het boek start in Noord en Zuid Amerika, van Astrid & Gaston in Lima. (zeg nou zelf wie wil daar nu niet naartoe?) Via mooie adressen zoals Pujol in Mexico DF naar Eleven Madison, het meest stijlvolle restaurant in New York, volgens Vincent. Culi-adressen in San Francisco komen aan bod en DOM van Alex Atala in São Paulo mag niet ontbreken. Gek dat er geen enkel adres in LA instaat. Wie weet is de schrijfster daar nog niet aan toegekomen. Tot slot, ook een wens van mij om eens te bezoeken, Hartwood in Tulum, één groot culinair avontuur op Yucatán.
We steken de Atlantische Oceaan over naar ons continent. Vincent noemt de Kas in Watergraafsmeer, naast Pure C en Librije. De eerste vind ik een beetje bijzondere keuze, omdat er wel meer te vinden is op culinair gebied in Mokum en Nederland. Antwerpen is vertegenwoordigd door Nick Brils The Jane, je treft verscheidene Baskische restaurants aan, zoals Etxebarri en Mugaritz. Disfrutar in Barcelona ontbreekt niet. Kopenhagen wordt gecoverd. Vincent brengt diverse bezoekjes aan de adressen van Alain Ducasse in Monaco en Parijs. Die andere Alain, Passard passeert de revue en ik wil nog de Osteria Francescana vermelden. Allemaal adressen in de hitparade van 150 restaurants. Met deze twee continenten is bijna 4/5 van het boek gevuld. (200 van de 250 pagina’s) Het Afrikaanse continent komt er bekaaid vanaf met slechts één vermelding in Kaapstad. Dat, terwijl Kiran Jethwa met zijn Seven Grill & Lounge in Nairobi, ook vermeld had kunnen worden. Maar nogmaals het is de bucket list van The Foodalist. Tot slot bezoekt de schrijfster Azië en Oceanië, Van Tawlet in Beiroet via het modern Chinese 120 Mott 32 in Hong Kong, om uiteindelijk via het restaurant van Michel Bras in Tokio, down under te eindigen bij het eco-friendly restaurant Brae in Victoria.
En daarmee is het kringetje rond. Amélie Vincent heeft haar best gedaan een leuke wereldwijde restaurantgids te schrijven. want een goed restaurant vinden in een vreemde stad kan soms tegenvallen. Een soort try before you die, noem ik 150 Restaurants, een leuk boek voor frequent travelers, want als je er dan toch bent….. Do as The Foodalist does!
150 restaurants, you need to visit before you die. Amélie Vincent (ISBN 9789401454421) is een uitgave van Lannoo en is te koop voor € 25,99
Noot: dit boek werd mij als recensie-exemplaar gestuurd door de uitgeverij. De bespreking hier is mijn eigen mening. Lees ook de disclaimer
Door de site te te blijven gebruiken, gaat u akkoord met het gebruik van cookies. meer informatie
De cookie-instellingen op deze website zijn ingesteld op 'toestaan cookies "om u de beste surfervaring mogelijk. Als u doorgaat met deze website te gebruiken zonder het wijzigen van uw cookie-instellingen of u klikt op "Accepteren" hieronder dan bent u akkoord met deze instellingen.