Foodbloggers a la española.

foto: Sevillanas & Jerez.

Foodbloggers a la española. Het is Witte Donderdag, een mooie dag, om, zij het als een soort laatste avondmaal, een selectie te plaatsen van recepten, die door enthousiaste foodbloggers tijdens de #spaanseweken werden ingezonden. ¡Vamos a ver!

foto: tinto de verano.

Tinto de verano en Anne-Marie is happy in haar kitchen, in elk seizoen.

 “Rode wijn van de zomer Tinto de verano betekent letterlijk ‘rode wijn van de zomer’. En dat is dit zomerse drankje zeker. Omdat je de wijn mixt met frisdrank en heel veel ijsklontjes, is het alcoholgehalte een stuk lager en drinkt het lekker door. Gebruik dan ook geen dure rode wijn voor deze mix, een gewone simpele rode wijn uit de supermarkt volstaat.”

foto: patatas al horno con pimientos y chorizo.

Ingrid Vinissima Larmoyeur mag niet ontbreken in deze Spaanse parade. Zij maakt veel originele recepten, waaronder deze Spaanse schotel met aardappeltjes, tijm en chorizo.

 “Omdat ik door mijn recente opleiding tot ‘Spanish Wine Specialist’ nog steeds in Spaanse sferen verkeer, had ik zin in een spaansgetint gerecht bij een wijn uit Priorat. Dus ging ik op zoek naar Spaanse recepten met ‘tomillo’ (het Spaanse woord voor tijm). Ik zag veel combinaties met aardappeltjes en chorizo. Kwam dat even goed uit! Want ik had nog 8 chorizoworstjes over van mijn Cajun seafood boil, waarin ik er maar twee gebruikte. Dat was dus mooi en die pasten ook nog eens goed bij de Priorat. Ik deed er nog wat paprika bij, uiteraard veel tijm en ik maakte er een smakelijke ovenschotel van: patatas al horno con chorizo y pimiento.”

foto: mosselen met pikante tomatensaus

Priya loves food gaat voor Spaanse mosselen. Zeefruit en vis is dagelijkse kost op de peninsula, maar ook bij deze foodblogger.

“Spaanse mosselen in pittige tomatensaus. Vorig jaar was ik op een citytrip in Valancia en daar genoot ik volop van het eten. Net als dit gerecht, een mosselpan met grote mosselen in een lekkere tomatensaus met veel knoflook. Je kan dit pannetje een beetje pittig maken door een chilipeper toe te voegen. Mosselen, ik krijg er geen genoeg van. Mosselen in Thaise curry, Griekse mosselen met feta, noem maar op. De Spaanse mosselen in tomatensaus zit al sinds die tijd in mijn hoofd. Tijd om dit zelf te maken. Je maakt met tomatenblokjes en olijfolie een smaakvolle saus met knoflook, uit, saffraan en paprikapoeder. De mosselen even erin stoven en smullen maar. Lekker met brood met huisgemaakte aïoli en gegrilde groente.”

foto: salmorejo van Culinea.

Hanneke Culinea de Jonge verrast ons met een salmorejo uit Andalusië. Koele koude soep voor hete dagen,  de spreekwoordelijke tres meses de infierno. (3 maanden hel)

“Net zoals de gazpacho is deze Spaanse koude soep salmorejo ook een klassieker. De soep wordt koud geserveerd en is heerlijk op een warme of tropische dag. En die hebben wij tegenwoordig ook in ons kikkerlandje. Reden genoeg om deze koude soep eens te maken als het weer eens erg warm is in de zomer.”

foto: pinchos van gepocheerde druiven.

Cora Meijer van Cultfood schreef onlangs een prachtig verhaal voor Gereons Keuken Thuis over haar hike door Noord Spanje. Nu reist ze af naar het zuiden, Andalucia.

“Pinchos zijn onderdeel van de Spaanse tapas: kleine hapjes die rond borreltijd op grote schalen op de bar staan voor bij je drankje. Pinchos hebben een sneetje stokbrood gemeen, al of niet geroosterd. Het is een Moorse invloed uit de 19e eeuw, ontstaan in steden als Sevilla, Cordoba en Cadiz in Andalusië. De kastelein dekte zijn glazen op de bar af met een sneetje (stok)brood. Zo ontstond de traditie om deze sneetjes te beleggen. Het beleg op de sneetjes wordt vaak met een cocktailprikker vastgezet.”

foto: ensalada rusa.

Anke Morreel vertelde vorige week haar “Ik vertrek” verhaal op mijn blog. Zij stuurde de Russische salade in, die zo Spaans is als wat en in geen enkele Spaanse bar ontbreekt.

“Wie al eens in een bar in Spanje is geweest kent zeker deze tapa “ensalada rusa”. Want ondanks de naam, is er deze salade niet weg te denken uit de Spaanse keuken. Je kan deze salade ook als “portion” kiezen wat een groter hapje is. En wij eten het ook gewoon graag als bijgerecht bij een BBQ.”

foto: Iberische scharrelaars.

Jody ging op varkenshunt in Extremadura  Ruig land met eikenbomen en eikeltjes, waarmee het Iberische zwarthoef varken zijn maal doet.  En met effect, want het levert heerlijke jamón op.

“Vanuit de auto zien we ze al. ‘Ik zie ze!’, ‘Daar die zwarte bolletjes!’, ‘Nee, dat is een steen..’, ‘ik zie ze toch echt…’, Nu zie ik ze ook!’ ‘Ah wat leuk!’ Wanneer ons groepje foodschrijvers en fotografen door het glooiende landschap van Sevilla naar Extremadura rijdt, zijn we alert als een damhert op de A4. Want we zijn in Jamon Ibérico de bellota-land! De speciale zwarte varkens die de laatste maanden van hun leven alleen maar Spaanse eikeltjes mogen eten. Naarmate we dichterbij onze eerste bestemmingen Jerez de los Caballeros en Mérida komen zien we alleen nog maar meer varkens onder de eikenbomen scharrelen. Dat belooft wat!”

¡Muchas gracias voor jullie inzendingen!

foto: Generalife in Granada.*

Mijn recept voor foodbloggers a la española.

De zon staat hoog aan de hemel, ter verkoeling drinken we een koude soep, een gazpacho. De koelte van het Generalife, met zijn watertuinen valt ons ten deel. Soep koud gemaakt van de groenten uit de Vega waarop het Alhambra uitkijkt. Dit geïrrigeerde tuinbouwgebied was knap verzonnen van de Moren. Net als het transporteren van sneeuw uit de Sierra Nevada voor hun ijsjes. Het was goed toeven boven op de rode burcht.
Dit beeld bracht mij op het idee voor een gazpacho helado. Voor het contrast serveer ik er hete garnalen bij. Gepeperd met een vondst uit het wereldrijk, dat de Spanjaarden verworven na de reconquista, de chilipeper.
Koud en heet, vuur en sneeuw, fuego y nieve. De Nieuwe en Oude Wereld verenigd.
Als wijn en hoe kon het ook anders een mooie droge fino sherry, koud in je glas.

Nodig 8 raciónes:

1 komkommer
6 grote tomaten
1 rode paprika
2 tenen knoflook
3 el amandelschaafsel
1 glas wodka
peper en zout
1 tl paprikapoeder gerookt 16 grote tijgergarnalen
1 Spaanse peper
1 tl chilipoeder
zout
olijfolie

Bereiding:

Schil de komkommer en snijd in kleine blokjes. Blaker de rode paprika boven een vlam en doe deze in een plastic zak. Als de paprika afgekoeld is, ontvel je deze, haal je de zaadlijsten eruit. Snijd in kleine stukjes. Kruis de tomaten in en dompel deze kort in het water, laat daarna koelen in ijskoud water. Ontvel de tomaten en haal de zaadjes eruit. Hak de knoflook fijn. Doe al deze ingrediënten en het glas wodka in een blender. Maak er een puree van. Maak de gazpacho op smaak met peper en zout. Stort de gazpacho in een plastic bakje en zet in de vriezer. Haal om het half uur een vork door het mengsel zodat een grove kristalstructuur ontstaat. Na enkele uren is de gazpacho helado klaar.

Pel de garnalen, maar laat jet staartje eraan zitten. Haal met een mesje het darmkanaaltje eruit. Bestrooi de garnalen met de chilipoeder en zout. Snijd het rode Spaanse pepertje in ringetjes. Verhit de olijfolie en bak de garnalen snel gaar.

Schep op een bordje een bolletje ijs, leg de garnalen ernaast. Garneer het bolletje ijs met wat gebakken Spaanse peper. Direct serveren.

* foto Generalife van internet

Be a M**t F**m chef

Be a M**t F**m chef is op deze dinsdag het thema. De niet alledaagse kookboekenreeks komt weer in de maand juni voorbij piepen. Vandaag wil ik eens wat vertellen over vleesvervangers. Veel van mijn lezers weten, dat ik daar geen fan van ben, omdat veel vleesvervangers vol additieven zitten. Dus gezondheidswinst valt er niet mee te behalen. Het is en blijft processed food. Tenminste als je niet zelf creatief aan de slag gaat, zoals Joke Boon doet in haar boek de Vega Optie. Maar avontuurlijk als ik ben probeer ik regelmatig een merk vleesvervanger uit, anders dan de Telavivaanse falafel van Florentin, die ik koop bij Marqt. Eén merk steekt voor mij met kop en schouders uit boven de rest. De producten van Meatless Farm. Ik proefde deze vleesvervanger al eens in september 2020 en onlangs stuurde Kroon op het Werk mij weer wat van deze producten om te testen. Ik ben er niet ontevreden over. Hun hamburgers zijn prima als lunchhap en van hun plantaardig gehakt maak ik vegan ketjapballetjes voor bij de borrel of als avondmaal.


Nodig:

1 pak plantaardig gehakt

zout en peper

1 tl gemberpoeder

2 teentjes knoflook geperst

1 tl korianderpoeder

1/2 tl cayennepeper

3 el ketjap manis

olie om in te bakken

1 rode paprika in reepjes

taugé als garnering

vegan wasabi mayonaise van Mayoneur voor de dip.


Bereiding:

Meng alle ingrediënten en 1 el ketjap goed door elkaar en vorm er kleine balletjes van. Snijd de paprika in reepjes. Verhit de olie in een pan en bak de balletjes rondom bruin. Voeg de paprikareepjes toe en bak deze mee. Voeg als laatste het restant van de ketjap manis en wat water toe en laat nog even nagaren. Serveer op en bord met wat taugé als garnering. Eventueel geef je er wat vegan mayo van Mayoneur bij. En een fris glas witte viognier.

De producten van Meatless Farm zijn o.a. te koop bij Crisp.

Noot: dit boek werd mij als recensie-exemplaar gestuurd door de producent. De bespreking hier is mijn eigen mening. Lees ook de disclaimer

Pauze niet alledaagse kookboekenreeks.

foto: Klassiek Hongaars à la Gundel.

Pauze niet alledaagse kookboekenreeks. Eind maart 2021. Dit voorjaar startte op Gereons Keuken Thuis een reeks recepten uit niet alledaagse kookboeken en retroboeken uit mijn kookboekenhoek. Ik heb nog genoeg titels om uit te kiezen, maar nu is het, na de avonturen met Raya, Lizet, Jeroen Bosch en de gebroeders van Eyck, tijd voor een korte pauze. In juni ga ik dan weer onverdroten verder, want er staan nog heel wat boeken te trappelen om aandacht.

foto: Muzikaal ô la Mozart.

Pauze niet alledaagse kookboekenreeks. In juni staat er Hongaars klassiek, Pools traditioneel en muzikaal à la Mozart op het menu.

Tot dan!

Anke Morreel over haar Andalucia.

Anke Morreel over haar Andalucia. Semana Santa is altijd een grote happening in Spanje. Dat is dit jaar niet zo door Covid-19. Het is de laatste week van mijn #spaanseweken. Met een bijzondere gastblogger, Anke Morreel. Zij verruilde het Belgische stadsleven voor het Andalusische plattelandsbestaan en vertelt daar graag over op haar blog. Een ontdekkingsreis langs alles wat het leven goed maakt in Comares.


foto: Comares.

Van België naar Spanje, Van stad naar platteland. Twaalf jaar geleden kon ik mijn man overtuigen om onze zomervakantie eens in Spanje door te brengen, in Zuid-Spanje dan nog wel. Horrorbeelden van all-in hotels en overbevolkte playas doemden daarbij al op. Maar ik wou wel eens Sevilla, Cordoba, Granada,… gaan bezoeken. Een strand hebben we toen denk ik niet nauwelijks of zelfs niet gezien. Maar wel het mooie binnenland met witte dorpen en prachtige natuur.

Zoveel vakanties en reizen later in verschillende Spaanse regio’s, konden we nooit denken dat we intussen al 8 maanden in het Axarquía gebied zouden wonen, daar waar we toen de eerste keer op vakantie gingen. Dromen is een ding. Deze dromen ook definitief waarmaken is best zowel overweldigend als beangstigend. Van een stedelijk gebied in België naar “de campo” in Spanje. Een hele ommekeer waar we uiteraard wel eerst goed over hadden nagedacht. Omdat we er jawel, al een vakantiehuis hadden, wisten we wel hoe het er was en aan toe ging. Het was nu of nooit.

Dat dit net in volle corona-crisis zou gebeuren konden we uiteraard moeilijk voorzien. Maar we hebben nog geen moment spijt gehad. Niet alleen wij hebben deze mooie regio ontdekt. Meer en meer Nederlanders en Belgen baten hier een B&B uit. Ik laat jullie dan ook graag tijdens de Spaanse weken kort kennis maken met dit prachtige gebied. Hopelijk kunnen jullie snel zelf deze regio komen bezoeken.

foto: uitzicht vanaf Comares.

Axarquía. De Axarquia is een regio ten oosten van Malaga. De benaming komt van het Arabische woord “al-Sharq” wat zo goed als “Land in het Oosten” betekent. Tekenen van de Moorse overheersing zijn trouwens overal nog goed zichtbaar in het landschap. Ook in ons eigen dorp Comares dat het hoogste gelegen dorp van de regio is. Comares werd ook uitgeroepen tot 1 van de “magische dorpen” van Spanje. Zeker een bezoekje waard dus.

Het zuiden van deze regio grenst aan het rustige gedeelte van de Costa del Sol. De kuststeden zoals Torre del Mar zijn een stuk rustiger dan hun tegenhangers zoals Torremolinos aan de westkant van Malaga. Verder zijn er verschillende mooie “pueblos blancos” (witte dorpen) te bezoeken waaronder Frigiliana met tal van winkeltjes. Winkeltjes betekent natuurlijk ook toeristen, maar het blijft er nog aangenaam.

foto: strand van Torre del Mar.

foto: magisch dorp Frigiliana.

Ook natuurliefhebbers en wandelaars komen hier goed aan hun trekken. Er zijn verschillende natuurparken oa Parque Natural Montes de Malaga en Parque Natural de las Sierras Almijara, Tejada y Alhama. Deze regio is er voor iedereen die eens de platgetrapte paden wil verlaten en nog een authentieker stukje Spanje wil zien en beleven.

Culinair. Op culinair vlak valt er eveneens een hoop te vertellen. Eigenlijk te veel om in één gastblog te zetten. Maar hierbij toch een kort en beknopt overzicht.In de Axarquía heb je namelijk een overvloed aan amandelen, olijven, wijnstokken, avocado’s, honing, kaas… De geur van wilde venkel en rozemarijn. De geneugden van het land en van de zee allemaal op één plek. De keuken is nog sterk traditioneel, zeker in het binnenland. In heel wat dorpen zijn er ook feesten met een link naar een product uit de streek. De landbouwers zijn terecht trots op wat ze maken.

foto: olijven Andaliusië staat er vol mee.

Olijfolie. Alleen al over de olijfolie kunnen we een hele blogpost schrijven. Hoewel wij zelf bijna geen olijfbomen hebben, worden we er wel mee omringt en kunnen we onze olijfolie gewoon aan onze overbuurman Juan vragen. De olijfolie in de Axarquía is van een uitzonderlijke hoge kwaliteit door de hele lage zuurtegraad van maar 0,15 tot 0,30%. Dit is met andere woorden “extra virgen”. Als je op zoek bent naar een lekkere olijfolie uit de streek, neem dan zeker eens een kijkje op: Shop Andalucia of Finca don Carmelo. Er is trouwens ook een reisroute die je alle mooie plekjes laat zien.

foto: de olijfolieroute.

Geitenkaas. Eerst hoor je de belletjes, dan zie je ze: de geiten met de geitenhoeder. De kans dat je even moet stoppen onderweg om ze te laten passeren is hier zeer reëel.
Hoewel helemaal niet zo bekend als de schapenkaas manchego is de geitenkaas uit de Axarquia uitstekend. Er zijn zo’n 30 tal kaasmakerijen, waarvan er zich al 2 bevinden in 15 km omtrek. Tegenwoordig eten we dus meer geitenkaas dan vroeger.  De Queso de Montes de Malaga, waar ik vorig jaar een mooi pakket met lokale producten van heb gewonnen in een wedstrijd.

foto: productos locales.

Flor de Bermeja. In Casabermeja wordt er jaarlijks een feest gehouden “ Fiesta de cabra Malagueña” waarbij er onder andere de beste tapa met geitenkaas wordt gekozen, proeverijen, rondleidingen enz.

Rozijnen en wijn. De Moscatel is uiteraard geen onbekende dessert wijn. De Moscateldruif is het druivenras dat ook hier lokaal wordt geteeld. Niet alleen voor de wijn, maar ook voor de rozijnen. In El Borge is er jaarlijks “El Dia del pasa” (dag van de rozijn) derde zondag van september. Er is ook een klein museum. In september worden de druiven volop geoogst en gedroogd. 
Hier in de coöperatieve Ucopaxa wordt echter niet alleen een zoete wijn gemaakt maar ook andere soorten. Zeer aan te raden is hier de Montefacco secco!

foto: avocado’s, Anke weet er wel raad mee.
foto: net als met mango’s, die er volop groeien

Mango’s en avocado’s. Het is wellicht minder algemeen geweten dat hier ook enorm veel mango’s en avocado’s worden geteeld. Let wel, niet iedereen is daar tevreden mee. Deze hebben namelijk veel water nodig en dat is nu net iets waar hier niet te veel van aanwezig is. (foto mango en avocado)
Met andere woorden het is een fragiel evenwicht tussen ecologie en economie. Heel wat landbouwers zijn er echter wel afhankelijk van. Soms zelfs ten nadelen van andere gewassen. Avocado staat hier echter wel vaker op het menu dan vroeger. Probeer bijvoorbeeld eens een pasta met avocado.

foto: Flores de almendras


Amandelen. Vanaf januari zie je ze verschijnen: de amandelbloesems. (foto amandelbloesem). Heel het dal kleurt dan wit en roze. Een prachtig moment dat jammer genoeg niet veel toeristen zien. En ja, er bestaat ook een Día de almendras, dag van de amandelen in Almogia. Amandelen worden in heel wat gerechten gebruikt, en niet enkel zoete gerechten.  De “Ajoblanco” is hiervan het voorbeeld uit de streek: een koude amandel/look soep die hier wellicht nog populairder is dan de gewone gazpacho.

Ook gehaktballetjes in amandelsaus zijn populair als tapa.

En verder…zijn er nog de perziken uit Periana, slakken van Riogordo, miel de caña uit Frigiliana (soort rietsuikersiroop) en honing in Colmenar. Een walhalla voor foodies dus… en dan hebben we het nog niet gehad over de mooie natuur, prachtige stranden, en het culturele erfgoed…

foto: footstep in Comares.

Zin gekregen in meer en om de regio zelf te verkennen? Zoals reeds vermeld, zijn er hier tal van B&B die gerund worden door Belgen en Nederlanders. Uiteraard was en is dit ook voor hen een zeer moeilijke periode.Daarom hier enkele mogelijkheden om een volgende vakantie te plannen :-).

Culinair. Wil je culinair worden verwend dan kan je terecht bij de Nederlandse topkok Léon Winthaegen Je kan er dan ineens een verblijf aan vastkoppelen bij Casa la Quinta in Riogordo.
Fotocursus. Meer interesse in een fotocursus dan kan je bijvoorbeeld terecht bij Finca Gordo.
Wandelen. In Almogia is er een fijn adresje bij Casa Sarandy met enkele wandelarrangementen. Ook in Comares kan je terecht bij Viva España voor een kennismaking met de streek. Wellness In Arenas is er dan weer Casa La Pura Vista met bijvoorbeeld een wellness arrangement. 

Wil je eerder zelf een huisje huren? Dan kan je terecht bij bijvoorbeeld Finca Maran in Colmenar of Casa Wendy in Comares. En uiteraard zijn er nog zo vele anderen. Neem daarvoor ook zeker eens een kijkje op de website Malaga for you.

foto: straatje in Comares.

Zelf een huis kopen? Als je zelf interesse hebt in een vakantiehuis of om permanent te verhuizen, dan is Andalucië Vastgoed een goed beginpunt, met 16 jaar ervaring in deze regio. Geert en Patricia helpen jullie graag verder.

foto: de Arxaquia!


Dank je wel, muchas gracias Anke voor een kijkje in jouw speciale stukje Andalucia en alle leuke tips! 

foto: Anke en haar man.

Bio Anke Morreel: Mijn naam is Anke en sinds juni 2020 heb ik samen met mijn man de stap gezet om permanent naar Spanje te verhuizen. Wij wonen op “El Campo” = “den buiten” even buiten het witte dorp “Comares” dat ook wel “Balcón de la Costa del Sol” wordt genoemd.Deze blog is ontstaan omdat ik mijn eigen recepten wou bewaren. Stilaan is dat meer en meer gegroeid tot een heuse kookblog en wil ik jullie over mijn schouder laten meekijken in mijn keuken. Nu kan ik nog meer uitleven in gezond koken met Spaanse en lokale producten. Mijn moto is: weinig moeite, veel effect. Eenvoudige recepten maar met boordevol smaak.

Vrouwe van het palazzo.

foto: cover Vrouwe van het palazzo.

Vrouwe van het palazzo. Marlena de Blasi. Een bijzonder kook- en leesboek over wonen en koken in Umbrië. Marlena is een bijzondere kok. Zij runde een kleine bistro in Kansas, maar werd verliefd op een Italiaanse bankier uit Venetië. Ze verkocht de boel en trok de Atlantische Oceaan over en vestigde zich vlak buiten Venetië op een eilandje in de lagune. Hierna vestigde het koppel zich in Toscane, in een oud huis. Uit het boek 1000 dagen in Toscane komt de inspiratie voor mijn recept voor worstjes van de wijnboer.

De Blasi trok verder en belandde in Orvieto, bisschopsstad in Umbrië, waar het stel een heus krakend palazzo betrok en wederom de sterren van de hemel kookte. Daarna wordt het stil rond deze schrijfster en heeft Gereons Keuken Thuis geen boeken van haar hand meer gelezen. misschien de draad binnenkort weer eens oppakken en kijken waar Marlena nu vertoeft.

Vandaag in de serie recepten uit niet alledaagse kookboeken een dessert voor maar liefst 12 personen. Ruimte zat in de balzaal van het palazzo zal de schrijfster gedacht hebben. Mocht je dit teveel vinden, vries dan de rest van het bruine basterdsuiker gelato dan gewoon in.

Nodig voor 12 personen:

10 grote eidooiers

150 g bruine basterdsuiker

8 hele kruidnagels, licht gekneusd

475 ml slagroom

475 ml volle melk

100 ml EV olijfolie

Bereiding:

Klop de eidooiers en de suiker in een grote kom door elkaar. Meng de  kruidnagels, slagroom en melk in een pan door elkaar en breng op een middelhoog vuur aan de kook. Laat kort sudderen. Zeef het mengsel en voeg het in een dun straaltje toe aan het eidooier- en suikermengsel. Klop goed door. Breng het geheel opnieuw aan kook in een pan en laat achtminuten koken totdat er een mooie custard ontstaat. Giet in een kom en laat deze custard afkoelen. Roer hierna de olijfolie erdoor en klop goed. Doe de custard in een bakken en vries deze in. Haal de bakken om de 15 minuten uit de vriezer en roer met een vork goed door. (met een ijsmachine gaat dit natuurlijk sneller)  Zet terug in de vriezer en herhaal dit proces een keer of 4, totdat een mooie ijsstructuur ontstaat. Na deze vier keer zal de custard licht bevroren zijn. Wil je steviger ijs herhaal dan het proces nog een keer of twee. Serveer dit ijs bij de gekaramelliseerde bloedsinaasappels uit Vrouwe van het palazzo. Deze maak je makkelijk zelf door sinaasappelschijven met suiker en een dot boter te karamelliseren. (ik zou er zelf ook nog een scheutje vin santo aan toevoegen)

Volgende week in de serie niet alledaagse kookboeken, de Hongaarse keuken van Gundel, een culinaire tempel in Boedapest.

Andiamo! met De Smaak van Italië.

foto: de blauwe zee rond Isola del Giglio.


Andiamo!
 met De Smaak van Italië. Het voorjaarsnummer plofte deze week op de mat van Gereons Keuken Thuis. Een hoopvol nummer, dat uitziet naar het voorjaar. Helaas gooide de realiteit in Italië roet in het eten en zit het Andiamo! er nog eventjes niet in. Maar de mare gaat, dat de hele noodtoestand per 1 mei verleden tijd is. Vooruitkijken dus naar al het moois en lekkers, dat de Laars heeft te bieden.

Dit voorjaarsnummer heeft als special het kopen van een tweede huis. Lockdowns in Italië en andere landen leidden ertoe, dat een huis buiten de stad een gewild iets is geworden. Ik begrijp, dat wel, want je zult maar drie hoog achter in Turijn of Rotterdam tegen de daken aan zitten te kijken. De nieuwe Smaak van Italië wijdt er een special aan met de do’s en don’ts en tips van kopers, die je voorgingen.

foto: Napels, muurschildering.

Andiamo! Indien je niet van zins bent een  optrekje te gaan kopen, valt er nog heel wat af te struinen door de Bel Paese. In dit nummer neemt De Smaak van Italië je mee naar de stad Napels, mix van klassiek en hipster. Een stad waar het inmiddels weer goed toeven is. Zou dat door die geniale vriendin van mevrouw Ferrante komen? Napoli is een grand tour waard.

foto: verstild Calabria.

Als je niet van de stad houdt is er het uiterst rustige en nog door Nederlanders niet platgetreden Calabrië, stille dorpjes en een azuurblauwe zee. Ook in zee, maar dan noordelijker is het fijn vertoeven op Isola de Giglio, slow travel in een pure vorm op een ruig eilandje voor de Toscaanse kust. Onno Kleyn viert de Italiaanse primavera.

foto: dorpje aan de Palmenkust.

Andiamo! naar de palmenkust van Ligurië, een kuststreek vol palmen en met de mooiste dorpjes van Italië, Cervo, Varazze en Finale Ligure. Zeventig kilometer kust. De Smaak nam alvast een kijkje aan de Rivéa d’e Parmue. Wandelen genieten van het strand en het moois, dat Liguria biedt.

foto: Toscaanse kippensoep uit SLOW.

Er wordt als vanouds ook aandacht aan eten besteed. Deze reis een special over vegan koken alla Italiana met het mooie boek Veganista van Luna Trapani. De zussen Janssen bereiden een voorjaarssalade en we gaan SLOW koken met Louise Franc. Langzaam koken, onderaan deze blog vind je een heerlijk recept. Tot slot het verhaal van de beroemde Engelenburcht, een multifunctioneel gebouw, ooit gebouwd als mausoleum met een daverende geschiedenis. 

foto: cover De Smaak van Italië.

Andiamo! met de Smaak van Italië en je kunt er nu thuis al mee starten. De Smaak van Italië is on- en offline te koop voor € 6,99

foto: cannellinibonenpuree uit SLOW.

RECEPT: gepureerde cannellinibonen met citroen en rozemarijn. (uit SLOW)

Nodig:

1 el olijfolie

1 ui in kleine blokjes

2 teentjes knoflook, geperst

2 blikken cannellinibonen à 400 g uitgelekt en afgespoeld.

60 ml kippenbouillon

2 el crème fraîche

1 el citroensap

1/2 tl fijngehakte rozemarijn plus wat voor garnering

smalle dunne reepjes schil van een onbespoten citroen

Bereiding:

Verhit de olijfolie in een pan op middelhoog vuur. Bak de ui en knoflook zachtjes 3 tot 4 minuten, of tot de ui zacht en glazig, maar nog niet bruin is. Voeg de uitgelekte cannellinibonen toe en breng aan de kook. Laat de bonen 3 tot 4 minuten zachtjes koken, totdat ze goed zijn opgewarmd. Neem de pan van het vuur, en voeg de crème fraîche, het citroensap en rozemarijn toe. Prak de bonen grof met een pureestamper tot ze redelijk glad zijn. Serveer deze puree direct, gegarneerd met wat citroenschil en extra rozemarijn.  Lekker bij kafsworstjes.

Noot: dit boek werd mij als recensie-exemplaar gestuurd door de uitgeverij. De bespreking hier is mijn eigen mening. Lees ook de disclaimer

Kan ik dat eten?

foto: cover Kan ik dat eten?

Kan ik dat eten? Van eetbare bloemen tot giftige kruiden. Maandagmiddag was ik op pad bij een landgoed in de duinen. Ik weet daar een plekje, waar door de vochtige bodem en kalkrijke grond in het voorjaar veel daslook staat. Lekker goedje om te gebruiken in dips en salades. Maar met een waarschuwing. Daslook, althans het blad ervan lijkt op lelietjes van dalen. En laten die laatste nu zo giftig als wat zijn. En lelietjes van dalen ruiken niet naar knoflook. Niet voor consumptie geschikt dus. Een fijne bijkomstigheid tijdens deze ellenlange Covid-19 jaar is, dat ik elke dag kan kiezen, waar ik ga wandelen. Het strand op of naar één van de grootste stiltegebieden van ons land, de Amsterdamse waterleiding- en Kennemerduinen. Een lekkere combinatie van zee en bos. De paden op, de lanen in. Nu valt er aan het strand al heel wat eetbaars te verzamelen, maar op het duin is ook het een en ander wild te plukken. Nogmaals met voorzichtigheid en mate. Een leuke tip van de schrijvers m.b.t. eerdergenoemde daslook is wachten, totdat dit plantje bloemen heeft, om je niet te vergissen. De bloempjes zijn overigens ook eetbaar. 

In Gereons Keuken Thuis ligt het fijne boek Kan ik dat eten? van Duitse schrijvers Katrin en Frank Hecker. Een rijk geïllustreerd boek over alle eetbare, maar ook te vermijden giftige planten in de natuur om je heen.  Aangezien ik graag op pad ga om wat eetbaars te scoren een welkome aanvulling in mijn  groen (te)bibliotheek. Wildplukken is een natuurlijke en gezonde bezigheid. Je bent buiten, geniet van het bos en je komt thuis met een maaltje kruiden of bessen. Katrin en Frank hebben alle eetbare en giftige planten per seizoen gerangschikt, beschrijven waar je op moet letten en waar je ze kunt vinden. Ook vind je per plant duidelijke symbolen. De schrijvers waarschuwen ook voor vergissingen, want sommige planten en bessen hebben een counterpart. Eet dus alleen wat je duidelijk kunt herkennen. en een tip van mij: was gevonden kruiden goed bij thuiskomst, want ook vossen wonen in de duinen en laten weleens wat vallen.
Kan ik dat eten? is een betrouwbaar hulpmiddel voor de aspirant wildplukker. Gereons Keuken Thuis legt dit leuke boek in de kofferbak van de auto. opdat ik altijd even kan checken of ik het kan verorberen?

Kan ik dat eten? Van eetbare bloemen tot giftige kruiden. Katrin en Frank Hecker. (ISBN 9789089898555) is een uitgave van Terra en is te koop voor € 18,99

Over Katrin & Frank Hecker: Frank Hecker studeerde biologie met de focus op zoölogie, plantkunde en mariene biologie. Hij publiceert rapporten over natuurhistorische onderwerpen in bekende tijdschriften en kranten en is de auteur van verschillende boeken. Samen met zijn vrouw Katrin woont en werkt hij op hun domein met wilde tuin in Sleeswijk-Holstein. Op het ritme van de natuur kruiden, vruchten en wortels verzamelen is een vast onderdeel van hun leven.

Noot: dit boek werd mij als recensie-exemplaar gestuurd door de uitgeverij. De bespreking hier is mijn eigen mening. Lees ook de disclaimer

Sluperkens uit Puntneuzen en kersenpitten.

Sluperkens uit Puntneuzen en kersenpitten. Een bijzonder boek, niet alledaags uit Gereons kookboekenhoek. Ik groeide in Den Bosch op, Een historische stad met zuiderse flair. Ik duik regelmatig in de culinaire geschiedenis van deze stad. Het kookboek Puntneuzen en kersenpitten staat prominent tussen de kookboeken ‘s-Hertogenbosch Kookt en het Bossche Bollenboek in.

Puntneuzen en kersenpitten, verhalen en recepten uit de keuken van Jeroen Bosch. ‘s-Hertogenbosch, stad van deze schilder en in de 15e eeuw een hub van activiteit en voorspoed. Als kind dacht ik vaak als ik bij de put op de markt op mijn moeder stond te wachten, hoe het zou zijn om laat Middeleeuws Den Bosch te bezoeken. Bijvoorbeeld met de teletijdmachine van professor Barabas. (Hij stuurde ook Suske en Wiske overal heen) Om te kijken, hoe de mensen leefden, wat ze deden en om de kathedralenbouwers aan het werk te zien. Want veel meer dan het verhaal van de erwtenman had ik op de lagere school niet meegekregen. En het blije lied, dat ik als kind leerde over de incomste van de hertog. ( refrein: Harba lorifa zong den hertog…harba lorifa…. na zevenhonderd jaren in dit edel Brabants land)
Den Bosch in de 15e en 16e eeuw dus. Een handelsstad, de vierde stad van het Brabantse hertogdom, gelegen aan de grens. Later gezien de toevloed van de vele clerici klein Rome genoemd.
Jeroen Thijssen en Lizet Kruyff doken onder in het wel en wee van deze booming stad. In verhalen en recepten. Mariëlla Beukers verzorgde de wijn. De gerechten werden gefotografeerd op aardewerk uit de tijd van Bosch, dat is te zien in het Groot Tuighuis. Een soort teletijdmachine dus, zij het in boekvorm.


RECEPT. Sluperkens uit Puntneuzen en kersenpitten.

Nodig:

4 à 6 mergpijpen

1 el suiker

1/2 tl kaneel

1/2 tl gemberpoeder

1/2 tl kruidnagelpoeder

zout naar smaak

300 g korstdeeg

2 eidooiers

ter variatie: 1 appel geraspt.

Bereiding:

Verwarm de oven voor op 200 graden °C. Kook de mergpijpen een kwartiertje in wat water en laat ze afkoelen. Schraap het merg eruit en doe dat in een kom. Voeg de suiker en specerijen toe. Proef en doe er wat zout bij. Meng ter variatie wat geraspte appel door het mergmengsel. Rol het deeg uit en snijd het in driehoeken met zijden van ongeveer 10 cm. Leg een lepel vulling in het midden van de driehoeken en vouw er nette beursjes van. Kwast er eidooier over en bak ongeveer 20 minuten in de oven.

 Volgende keer in mijn serie over niet alledaagse kookboeken een recept uit Vrouwe van het palazzo van Marlena de Blasi

Gastblogger Cora Meijer over Noord Spanje.

Gastblogger Cora Meijer over Noord Spanje. Deze gewaardeerde gast vertelt vandaag over haar heerlijke tocht door het voor velen onbekende noordelijke deel van Spanje. Galicië, Asturias, Cantabrië en Euzkadi. Een prachtige, geheel andere regio van dit grote land, dat wij toch vaak associëren met de Andalusische folklore van flamenco en stierengevecht. Niets is  minder waar, dat laten de foto’s en verhalen van cultfood blogger Cora zien. Tijdens de Spaanse weken laten we op Gereons Keuken Thuis Cora aan het woord:

Trekkend langs de Noordkust van Spanje,

van de Ria de Pasaia naar het Fort van Ferrol,

van musea naar estuaria,

over rotsen en door bergen,

door een visafslag en in havens,

op een feestdag met inktvissen in koperen potten,

in steden met allure,

op zoek naar Spaanse authenticiteit.

Noord Spanje. Een reis die ons bijbleef, één waar je naar terug verlangt. In dit gastblog reizen we van het verste puntje in Galicië, het Fort bij Ferrol, via Asturië naar Baskenland voor het werfstadje Pasai Donibane bij statig San Sebastian. Ferrol is door haar ligging een belangrijke stad, nog steeds een marinehaven en ooit de thuishaven van de Spaanse Armada. Ze maakt deel uit van de maritieme geschiedenis van Spanje met haar Fort of Kasteel van San Felipe aan de riviermonding, met een korte verbinding naar open zee.

foto: Fort van San Felipe met zicht op het Castillo de Palma.

Het oude fort met donkere gangetjes en steile trappetjes had nog geen bewegwijzering op weg naar de bastions en torentjes. De diep ingesneden riviermonding werd onzichtbaar – onder water – afgesloten door een lange ketting naar het tegenover gelegen Castillo de Palma, menig schip liep er op vast. Ferrol was een bijna onneembare vesting.  

foto: Fort van San Felipe, doorkijkje.

Aan de kust van Galicië, niet het zonnigste plekje van Spanje, wisselen rotsen en kapen met vuurtorens af met riviermondingen, soms met beschermde wetlands zoals in het estuarium Ortigueira waar twee rivieren samenvloeien en het zoete rivierwater zich mengt met het zoute zeewater. Er is dan ook getijverschil en je vindt er prachtig witte stranden.

foto’s: Estuarium Ortigueira & wetlands.

Die moerassen worden omlijst door bergen, de wetlands staan in schril contrast met de even verderop gelegen Kaap Ortegal met de hoogste kliffen van Europa. Die kaap steekt ver naar voren in zee waardoor je speelbal van de wind kunt worden, een vuurtoren kan niet ontbreken.

foto’s: Kaap Ortegal

Vanuit Ortigueira koersten we naar de Punta de Estaca de Bares, de noordelijkst gelegen kaap waar je op een smal gewaagd pad voorbij de vuurtoren klautert. Estaca de Bares is evenals de Ria de Ortigueira een beschermd natuurgebied, hier door de trekvogels. De puntige rotsen van Galicië zijn uitgesleten door de golven en de wind, je bent nu ter hoogte van het einde van de Golf van Biskaje. Het uiterlijk van vuurtorens verschilt nogal.  

foto: Vuurtoren Punta de Estaca de Bares.

Vrolijke vissersboten, van klein tot groot, kleuren de haventjes langs de kustlijn. Bijzonder is de vangst van de eendenmossel, een kreeftachtig zeedier, dat zich in specifieke maanden na springtij op de rotsbanken hecht. De eendenmossel vangers wagen zich of aan heuplijnen bij eb naar beneden in het roerige water of ze springen bij het laagste tij uit kleine bootjes van rots naar rots, een riskante onderneming in de branding van de Atlantische Oceaan. Bij gevaar is de kreet ‘Moita mar!’, wat ‘hoge golven’ betekent, een teken om dekking te zoeken. Net als oesters gelden eendenmossels als een delicatesse, ze worden gekookt met laurier. De Spaanse naam is percebeiros, je eet ze bij lokale bars

video: Percebeiros de Galicia – Uno de los trabajos mas peligrosos del mundo

We passeren de regiogrens met Asturië, ook een kust met steile kliffen, maar afgewisseld met baaien en stranden en kleurrijke visserij.

foto: Asturië klifkust

Luarca is zo’n vissersstadje met een bedrijvige en toegankelijke visafslag, wat een plezier om er rond te snuffelen, nog nooit zoveel verschillende vis bij elkaar gezien. Door mijn enthousiasme stal ik hun hart en mocht foto’s maken.

foto: Luarca_achter de schermen bij de visafslag.

foto: Luarca,visvangst visafslag

We sliepen in een klein hotel direct aan de haven, ’s middags plonsde de lokale jeugd tussen die vrolijke bootjes, echt het levendigste plekje op deze reis. De Rio Negro slingert zich door het ‘witte’ stadje, van bovenaf echt een geweldig uitzicht.

foto: Luarca met eb in de Rio Negro.

oto: Klussen aan de vissersboot.

Even voor Cudillero zijn de kliffen en de vuurtoren van Cabo Vidio, bij helder weer met prachtige uitzichten want die kliffen zijn tot 80 meter hoog. De vuurtoren, met een bereik van 25 mijl, past precies op een smal klif dat langzaam afloopt in zee. Ze werd in 1950 in gebruik genomen na talloze scheepswrakken. Cudillero, een van de mooiste vissersdorpen, is van oorsprong een zeevarende gemeenschap met een rijke visserijtraditie. De vissershuizen zijn herkenbaar aan ‘curadillo’: door de wind gedroogde vis, meestal kleine haaien, die aan de gevels hangen. Deze vissers hadden vroeger ook hun eigen taal.

foto: Cudillero, vissershuis.

Het haventje is ommuurd tegen de redelijk woeste golven van de Golf van Biskaje, de Plaza Marina is het hart van dit dorp. Eigenlijk zijn de kleurrijke huizen rond dit natuurlijk amfitheater tegen de rotsen omhoog gebouwd, met rechts hoog op de rots de vuurtoren en een uitkijktoren.

foto: vissersdorp Cudillero in Asturië

Er loopt een pad naar het uitzichtpunt Garita-Atalaya, waar je bovenop de vuurtoren kijkt. In Asturië weten ze die vuurtorens echt precies pas op een rots te plaatsen.

foto: Vuurtoren van Cudillero.

In Aviles waren de vissers juist hun netten aan het inspecteren, dat gaf ook weer bedrijvigheid.

foto: Inspectie visnettten in Aviles.

Maar daar streken wij neer voor het zojuist geopende culturele centrum van de beroemde Braziliaanse architect Oscar Niemeyer.  Dit Niemeyer Centre is groots van opzet voor allerlei kunstuitingen en heeft een gastronomisch restaurant in de twintig meter hoge uitkijktoren met uitzicht op de stad. Het was een prestigieus project, Aviles wilde zich net als Bilbao cultureel meer aanzien geven.

foto: Niemeyer Centre in Aviles.

Het oude deel van Aviles was toen wat haveloos, maar het raadhuis is zeker ’s avonds mooi.

foto: Raadhuis van Aviles.

Van hieruit bezochten we Leon in Castilië, een sfeervolle stad met veel historische architectuur en een 13e-eeuwse gotische kathedraal, de Santa María de León, waarvan de oude glas in lood ramen heel bijzonder zijn.

foto: Kathedraal van Léon

foto: Portaal kathedraal Léon

De stad was een belangrijke halte op de Camino de Santiago. Er zijn mooie pleinen zoals Plaza Mayor, het centrale rechthoekige plein omringd door arcaden waar ook het barokke gemeentehuis staat en Plaza del Grano in het oude kwartier Barrio Humedo waar je tapas restaurants vindt.

foto: Plaza Mayor, Léon

foto: Plaza del Grano.

De Catalaan Antoni Gaudi bouwde er in 1892 zijn Casa Botines, een ontwerp in neogotische stijl met een middeleeuwse uitstraling dat wordt geaccentueerd door het opmerkelijke smeedijzeren traliewerk voor de deur en rondom het gebouw. Boven die deur staat Sint-Joris die vecht met de draak.

foto: Casa Botines van Gaudí.

Casa Botines werd in 1967 Historisch Artistiek Monument. Gaudí is een van de grondleggers van de organische architectuur, een modernistische stijl met oog voor duurzaamheid en leefbaarheid door moderne constructieve kenmerken zoals de lichtmetalen kolommen in de kelder en een combinatie van grotere ramen beneden met ramen in het dakvlak voor een betere lichtval. De casa is bekleed met lokaal gewonnen natuursteen.

foto: Casa Botines in Léon.

Op de terugweg verraste het landschap van Los Barrios de Luna ons, een   stuwmeer in het woeste berglandschap van Parque Natural de las Ubiñas, dat nog bij Asturië hoort. Het is een bergachtig gebied met grote contrasten in het reliëf, zeker in het Peña Ubiña-massief bij Leon. Het steile reliëf van dit gebied leidde tot de aanleg van een tachtig meter hoge dam in een smalle kloof van de Rio Luna, die in 1956 in gebruik werd genomen. Het stuwmeer heeft een kustlijn van veertig kilometer. 

foto: de kloof van la Luna. Barrios de la Luna.

Gijón werd van oudsher bewoond door Asturische koningen, maar tijdens  de Spaanse burgeroorlog van 1936 – 1939 is veel oude architectuur verwoest. Het Palacio de Revillagigedo,  een 18e eeuws barok paleis, is bewaard gebleven. 

foto: Gijon jachthaven.

De oude visserswijk, Cimadevilla is herkenbaar aan de San Pedro kerk, waar de twee stranden van de stad worden gescheiden. Door een bruiloft  was het er gezellig druk.

foto: Gijon, San Pedro kerk.

Cimadevilla is het historische hart en er was een braderie met oude handmatig bediende kermisattracties en lekker eten. Ik vergaapte me aan de inktvissen in grote koperen kookpotten. 

foto: Oude kermisattracties.

foto: pulpo koken in Gijon.

Vervolgens streken we neer in het familie badplaatsje Ribadesella, met een langgerekt strand waaraan prachtige oude villa’s staan. De monding van de Rio Sella knipt het stadje als het ware in tweeën: enerzijds is er het oude centrum met een klim naar de rots vanwaar je op het andere deel kijkt, het strand en haar villa’s en hotels. Op de Sella wordt vanuit het binnenland veel gekanood.  

foto: Ribadesella, playa.

Het oude centrum heeft smalle straatjes met kleine winkeltjes, we vonden een leuk café en wandelden over de boulevard Paseo de la Grua naar het uitkijkpunt op de rots. 

foto: Pub in Ribadesella.

In het achterland van Asturië zie je nog de typische graanschuren staan, vrij van de grond door hoge ‘poten’. Losstaande trappetjes geven toegang. Deze schuren heten troj in het Spaans en staan op pootjes, om het graan niet te laten verrotten. (GKT)

foto: oude graanschuren, trojes.

Mijn Fabada op Cultfood, een typisch Asturisch gerecht in de kleuren van de Spaanse vlag, vloeit voort uit deze reis. Die kleuren zie je terug in meerdere gerechten van haar keuken: het geel van saffraan, kazen en omeletten; het rood van rode peper, paprika en tomaat naast de vele droge worsten en rauwe hammen en het wit van de bonen, rijst en knoflook, maar ook van vis en zeevruchten. De kleuren van paella zijn daarmee ook wel duidelijk. De smaak van het platteland krijg je ook te pakken in een van de mooiste historische dorpen, Santillana del Mar in Cantabrië. Het hele dorp valt onder monumentenzorg, de geplaveide straatjes en huizen in dit openlucht museum dateren meest uit de 18e eeuw.

foto: Santillana del Mar.

Het dorp ligt in het landschap van de Costa Verde, dichtbij de zee in prachtig groene heuvels. Santillana is de verbastering van Santa Juliana; het dorp werd gebouwd rond een klooster en de Colegiata de Santa Juliana kerk. Omdat de naam Santillana al bestond werd ‘del Mar’ eraan toegevoegd. Op het pleintje is een was- en drinkplaats en er zijn enkele fonteinen. De Costa Verde loopt door tot aan Ribadesella.

foto: Santillana del Mar.

We waren weer toe aan cultuur, dus op naar Baskenland voor het Guggenheim museum in Bilbao naar ontwerp van Frank Gehry. Zijn ontwerpen zijn zo spannend, het is maar goed dat de kunst er ook mocht zijn. Gehry is een belangrijk vertegenwoordiger van het deconstructivisme, zijn expressieve vormen en het vooruitstrevende gebruik van materialen zoals titanium in Bilbao maakten hem en zijn architectuur wereldberoemd. Titanium weerkaatst de zon weergaloos.

foto: Guggenheim, Bilbao.

Aan de kade staat een reusachtige spin, Maman, een ontwerp van Louise Bourgeois met een afmeting van 9 meter hoog en ruim 10 meter in omtrek. Deze Parisienne maakte door haar studie geometrie meer kubistische ontwerpen en ziet de spin als een slimme wever, die ongewenste ziekteverspreiders als muggen eten en dus behulpzaam en beschermend zijn, maar waarvan ook dreiging uitgaat door de valstrikken die ze aanleggen. Maman is ontworpen voor het London Tate Modern, maakt deel uit van meer spinnenbeelden en draagt een zak met 32 marmeren eieren.

foto: Maman van Louise Bourgeois in Bilbao.

De geëxposeerde kunstwerken in 2011, in juni 10 jaar geleden, waren ook experimenteel. Op de foto zie je een doolhof van cortenstaal om doorheen te lopen, de sculptuur Open Ended van minimalist Richard Serra, een Amerikaans beeldhouwer. Zijn kennis van staal deed hij op als student om in zijn levensonderhoud te voorzien. 

foto: Ricardo Serra, open end.

In Bilbao vind je in ‘Las Sietes Calles’ in het Casco Viejo winkeltjes, delicatesse zaken en bars. In het centrum is een markthal met regionale producten. We reden nog even naar de haven en vonden de eerste, geheel in ijzer uitgevoerde zweef- of hangbrug Vizcaya uit 1893 bijzonder. Een veer ontworpen door Don Alberto Palacio Elissague die de beide oevers – rotsachtig steil of zandkust – van de Nervión bij Bilbao verbindt. De vereisten aan dit veer waren het overbrengen van passagiers en vracht zonder de navigatie in de rivierhaven van Bilbao met druk scheepvaartverkeer te belemmeren tegen redelijke constructiekosten en de garantie van regelmatige dienstverlening. Het ontwerp verenigde twee technologische innovaties: de techniek van hangbruggen uit het midden van de 19e eeuw en de techniek van mechanische aandrijving door stoommachines.

De brug is 61 meter hoog en 160 meter lang. De Vizcaya-brug is een van de grote monumenten van de industriële revolutie, ijzer werd  beschouwd als het krachtigste symbool van de vooruitgang. De Baskische regering riep de brug al in 1984 uit tot historisch artistiek monument, in 2006 werd ze als opmerkelijk ijzeren architectuurwerk officieel UNESCO-werelderfgoed. In 2010 startte een restauratie waarbij de zwarte verf werd vervangen door Somorrostro hematiet rood, de kleur van de lokale ijzerader.

foto: Vizcaya brug.

We besloten om voor de afwisseling hoog in de bergen en landelijk te slapen en van daaruit Pasai Donibane en San Sebastian aan te doen.

foto: Kippenren in Gipuzkoa.


De Ria de Pasaia is een monding bij het typisch Baskische stadje Pasai Donibane met een regelmatige kleinschalige veerdienst naar Pasai San Pedro. De smalle monding is een heuse haven, heel beschut gelegen tegen de woeste golven, en het kleine veer vaart de hele dag heen en weer. Wij trokken erheen voor haar Baskische uitstraling en om een kleine scheepswerf voor Baskisch maritiem erfgoed te bezoeken.

foto: Scheepswerf in Ria de Pasaia.

foto: Op de helling van de scheepswerf in Ria de Pasaia.

Pasai Donibane was nog niet toeristisch ontdekt, ademde een echt lokale sfeer met politiek getinte ‘posters’ voor afscheiding in haar tunneltje en hier en daar beklad met leuzen.

foto: Pasai Donibane.

Victor Hugo ontdekte het stadje in 1843 en wilde er een reisboek schrijven over de Pyreneeën. Doordat zijn dochter in die tijd stierf verscheen dat boek postuum in 1890. Het 17e-eeuwse huis aan de waterkant dat hij die zomer bewoonde is nu een bescheiden museum. De kleurrijke vissershuizen, de smalle geplaveide straatjes, de eeuwenoude bogen, de Baskische muurschilderingen en haar ligging maken Pasai Donibane heel bijzonder. In oktober 2011, ons reisjaar, kondigde de afscheidingsbeweging aan haar activiteiten te gaan staken.  

foto: Pasai Donibane, vanuit de ria.

Als je in Donibane langs de kade staat en naar de havenuitgang kijkt, sta je perplex als een schip die haven daadwerkelijk verlaat. De uitgang naar zee is erg smal en maakt een scherpe hoek. De schepen worden begeleid door loodsen, maar dan nog is het een knap staaltje van zeemanschap. Bij de passage van die kade met huizen slokken ze de hele omgeving voor zich op.

foto: Havenuitgang van de Ria de Pasaia.

Wij namen het kleine veer om naar de scheepswerf te gaan dat de lokale, traditionele houten boten repareert. We hadden daarover gelezen in het Franse tijdschrift La Chasse-Marée, dat vaker aandacht besteed aan lokale bootontwerpen. We kregen spontaan een persoonlijke rondleiding, manlief werkt in de scheepsbouw. Er was toen zelfs sprake van restauratie van een schip voor de walvisvangst want Pasaia speelde daarin vroeger een belangrijke rol, er vertrokken expedities. En wat blijkt, de tijd heeft niet stilgestaan: er is een glazen overkapping neergezet op deze Albaola werf en tien jaar later wordt er – gesteund door UNESCO – een replica gebouwd van de walvisvaarder San Juan, het eerste trans-Atlantische schip uit de Baskische maritieme industrie dat in 1565 zonk voor de kust van Canada en in 1978 als scheepswrak werd teruggevonden en uitgegraven.

foto: ontwerp walvisvaarder San Juan.

Enthousiast bezochten wij na afloop het lokale café aan de kade en zittend aan een lange tafel gaf het ons een ontzettend Baskisch gevoel, al ben je op dat moment ook wel een echte outsider.

Sfeervol San Sebastian doen wij met enige regelmaat aan, de prachtige baai met haar drie stranden bekoort velen. In de bars is het heerlijk pintxos eten, ze hebben een leuke achtergrond.

foto: San Sebastian, Donostia.

Natuur, historie en cultuur gingen op deze reis hand in hand. De expositie in het Castillo de Santa Cruz de la Mota verbond Ferrol – via de Armada – met San Sebastian. Ook aan Don Quichot van La Mancha en zijn boerendienaar Sancho Panza, de wereldberoemde romanfiguren van Cervantes, werden wij meerdere keren herinnerd.

foto: San Sebastian_Don Quichot van La Mancha met Sancho Panza

Muchas gracias Cora, voor dit mooie Spaanse reisverhaal!

Ben jij een foodblogger met net zo’n heerlijk Spanjeverhaal of -recept? Laat het dan hieronder in een reactie achter of schrijf eens een gastblog voor Gereons Keuken Thuis.

Vega recept op 12 maart.

Vega recept op 12 maart. Waarom deze datum? Omdat dit een namiddag is die me altijd bij blijft. Gezellig op de boekpresentatie, bij Instock in de Czaar Peterstraat, van het kookboek Jack Fruit. De laatste presentatie die ik sindsdien heb bezocht. We deden toen nog wat lacherig over de aanstaande maatregelen. Maar niets was minder waar. Want in lijn 1 terug werd de realiteit duidelijk. De rest weten we, want we zijn nu een heel jaar verder en nog steeds is de pandemie niet voorbij. Maar ik wil het op deze vrijdag helemaal niet over Covid-19 hebben, want daar is m.i. al genoeg over gezegd en geschreven. Let’s talk Jack Fruit.

foto: cover Jack Fruit.

Ik wil het hebben over dat andere terugkerende fenomeen. Inmiddels is de Nationale Week zonder Vlees weer op stoom en heeft laten zien, dat deze een blijvertje is. Mooi moment om jackfruit uit je (voorraad) kast te halen. En dan te gaan koken uit het leuke kookboek, dat Jessica Lek schreef samen met Fairtrade. Kijk zo snijdt het mes aan twee kanten. Geen vlees en ondersteuning van boeren, die het hard nodig hebben.

Een stukje terug in de tijd:

“Een kookboek met een bijzonder Fair Trade verhaal erachter. Jessica Lek ging aan de slag met deze steeds populairder wordende vrucht die tot wel 40 kilogram kan wegen en een prima vleesvervanger is. Oorspronkelijk komt deze stekelige vrucht uit India, maar tegenwoordig wordt hij overal verbouwd, in Afrika, Azië en Zuid Amerika. Jack Fruit is op twee manieren te eten, rijp en geel, vers, of jong en groen uit blik. Lisette Brouwers, productmanager van fairtrade Original vertelde mij over de teelt en productie voor hun merk, waarbij boeren een eerlijke prijs krijgen voor de vruchten, die zij verwijderen. Het geheel wordt dan lokaal ingeblikt voor de wereldmarkt, zodat wij daarmee een prima vleesvervanger hebben. dat was teven s het thema van de middag, want niet per ongeluk werd het eerste exemplaar met 30 jack fruit recepten overhandigd aan Isabel Boerdam, bedenkster van de week zonder vlees. Een week waar inmiddels vele Nederlanders enthousiast aan meedoen. Koken met en uit Jack Fruit vormt een prima alternatief voor vlees. Door de vruchtvleesstructuur (wat een mooi woord) is het een prima vleesvervanger, vol vitamine C (hard nodig in deze dagen), maar niet per se een goede eiwitvervanger.”

Een vega recept op 12 maart: smokey jackfruitgyros met romige koolrabi-appel-tzatziki. Zullen we er voor de lol eens een volle witte viognier bij drinken?


Nodig:

1 blikje jonge jackfruit (Fairtrade Original, à 550 g), afgespoeld
2 el ahornsiroop
1 tl gedroogde peterselie
2 tl gedroogde oregano
6 el smokey barbecuesaus + extra
3 el olijfolie
4 platbroden
1 zakje gemengde sla (à 80 g)
4-6 el granaatappelpitjes
1-2 el sumak

voor de gyroskruiden:


2 tl komijnzaad
2 tl korianderzaad
zaadjes van 1 kardemompeul
¼ tl zwarte peperkorrels
2 tl tijmblaadjes
1 tl knoflookpoeder
¼ tl nootmuskaat
1 tl kaneel
1 tl paprikapoeder
½ tl cayennepeper
1 tl zout

voor de tzatziki:


100 g Griekse yoghurt (of gebruik kokosyoghurt voor een vegan variant)2 el tzatzikikruiden (gedroogde peterselie, selderij, munt, knoflook en oregano)
2 el gekneusde muntblaadjes
1 kleine koolrabi, geschild en in plakjes
½ zoetzure appel, in staafjes
¼ tl kurkumapoeder (optioneel)

Bereiding:

Verwarm voor de gyroskruidenmix de komijn, koriander en kardemomzaadjes 1 tot 2 minuten in een koekenpan op matig vuur. Vermaal ze met de zwarte peperkorrels in een vijzel tot poeder. Voeg er de tijm aan toe en kneus de blaadjes kort. Meng er de overige specerijen door.

Snijd de jackfruit in dikke, platte reepjes en schep in een grote kom met de gyroskruiden, ahornsiroop, peterselie, oregano, barbecue saus en olie om, zodat de marinade goed vermengd is met de stukjes jackfruit. Laat, afgedekt, minstens 1½ uur marineren in de koelkast.

Verwarm de oven voor tot 185 °C. Verdeel de stukjes jackfruit en marinade gelijkmatig over een met bakpapier beklede bakplaat. Rooster de jackfruit in ca. 20 minuten krokant. Schep er naar wens nog wat extra barbecuesaus door.

Maak ondertussen de tzatziki. Meng in een kom de yoghurt met de tzatzikikruiden, munt, koolrabiplakjes, appel en eventueel kurkuma.

Verwarm de platbroden volgens de aanwijzingen op de verpakking en smeer ze met de helft van de tzatzikisaus in. Verdeel er de jackfruit en sla over. Vouw ze met een stukje bakpapier of aluminiumfolie aan de onderkant dicht en strooi er aan de bovenkant de granaatappelpitjes en de sumak op. Geef de rest van de tzatziki er apart bij.

Jack Fruit, het kookboek. Jessica Lek, i.s.m. fairtrade Original (ISBN 9789461432322) is een uitgave van GoodCook en is on- en offline te koop voor € 14,95.

Noot: dit kookboek werd mij als recensie-exemplaar gestuurd door de uitgeverij. De bespreking hier is mijn eigen mening. Lees ook de disclaimer

Door de site te te blijven gebruiken, gaat u akkoord met het gebruik van cookies. meer informatie

De cookie-instellingen op deze website zijn ingesteld op 'toestaan cookies "om u de beste surfervaring mogelijk. Als u doorgaat met deze website te gebruiken zonder het wijzigen van uw cookie-instellingen of u klikt op "Accepteren" hieronder dan bent u akkoord met deze instellingen.

Sluiten